24 NOVEMBER 1972 1338 maar bij laten. Wij kunnen over die behoeften lang en breed praten. De wethouder zal waarschijnlijk zeggen dat er geen behoeften bestaan en ik zal dan op mijn beurt zeggen dat die er wel zijn, maar laten wij nu eens het onderzoek naar die behoeften serieus aanpakken. Dan kun nen wij volgend jaar verder met elkaar praten. Dat zal dan misschien volgens een andere methodiek gebeuren, maar dan zullen wij in ieder geval reëel kunnen praten over het onderzoek naar de behoeften dat is gedaan. In het rapport staat nl.alleen op grond van gegevens verkre gen uit onderzoek zal het mogelijk zijn een adequaat voorlichtingsbe leid te voeren, een beleid dat dynamisch van aard is en tegemoetkomt aan werkelijk bestaande behoeften. Ik wil de wethouder uitdrukkelijk vragen - ik heb de woorden uitdrukke lijk, dringend en noodzakelijk al gebruikt, maar de Nederlandse woor denschat schiet op een gegeven moment tekort - zijn mening hierover te geven. Ten aanzien van de sociale raadslieden - laat ik het kort maken - heb ik hetzelfde gevoel. Van het ene antwoord wordt men naar het andere antwoord verwezen. Ik meen dat er vorig jaar toezeg gingen zijn gedaan. Ik heb de notulen nog eens goed doorgelezen en men kan er onderuit komen; men heeft dat dan ook gedaan. Er is ge zegd dat men geen toezeggingen heeft gedaan en voorzover het de ex acte formulering betreft heeft men daarin gelijk. Ik weet echter nog steeds niet welk argument de wethouder bewogen heeft om ten aanzien van het vraagstuk van de sociale raadslieden niet een keer een studie te maken. Ik heb nu gevraagd welke argumenten men in 1968 had om aan dit vraagstuk geen studie te wijden en die argumenten zijn mij nu medegedeeld. Als argument wordt aangevoerd dat er geen sprake was van een onoverzichtelijk geheel van instellingen, regelingen en voor zieningen van overheid en particulier initiatief; gaan wij echter de begrotingsbehandelingen van de afgelopen twee drie jaar na, dan blijkt daaruit dat zowel het college als de raad erkennen dat het een bijzonder onoverzichtelijk geheel is. Sinds 1968 is er dus blijkbaar toch iets veranderd. Mag ik de wethouder dan in ieder geval vragen om zeer binnenkort een nota te doen samenstellen over de sociale raadslieden, opdat wij die zaak dan ook misschien eens een keer de finitief kunnen realiseren of afwijzen. In het kader van samenwerking, coördinatie en ontwikkelingsfunctie heeft onze fractie ook al enige keren gepleit voor coördinatie en her structurering op het terrein van de sociale dienstverlening. Enige tijd geleden heb ik tijdens een bespreking die enkele afdelingen gezamen lijk hadden over het memorandum van het ministerie van C.R. M. - het memorandum is overigens inmiddels in de ijskast gezet - een zo genaamde ontwikkelingsfunctie bepleit. Evenals wethouder De Raaff zet ik vraagtekens bij een functionele raad; misschien is dit één van de weinige keren dat wij vraagtekens zetten bij dezelfde zaak. Waar om zet ik vraagtekens bij een functionele raad? Ik ben nl, van mening dat integratie van doelstellingen en activiteiten van verschillende or ganisaties niet ontstaat door institutionalisering; mijns inziens is inte gratie veeleer het resultaat van een veranderingsproces dat de desbe treffende instellingen met begeleiding van een adviseur doormaken. Heroriëntatie van opvattingen, waarden en normen en een verandering van informatie, communicatie en beleidsprocessen zijn mijns inziens primair; een en ander moet voorafgaan aan verdere institutionalisering of het aanbrengen van structuren. Beleidsvoorbereidende overlegorganen lijken ons hiervoor niet het juiste middel; wij zien de oplossing veel meer in ontwikkelingscentra of in ontwikkelingsbureaux, hoe men een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1338