24 NOVEMBER 1972
1342
ten en allerlei vormen van maatschappelijke en geestelijke zorg, regio
naal zijn opgezet en de gemeentegrenzen van Breda derhalve verre
overschrijden. De ontwikkelingsfunctie zal dan ook in regionaal ver
band verder vorm en inhoud moeten krijgen. Op die manier bouwen
wij niet eerst een huis, waarin niemand zich straks zal thuisvoelen,
en gaat er geen energie verloren met praten en denken over structuren
en met het elkaar daarover bestrijden. Wij hopen dat met de motie
een bijdrage te leveren tot de aanstelling van een man of vrouw die
iedere dag opnieuw weer de kans zal hebben om bruggen te slaan, om
mensen bij elkaar te brengen en om goede ideeën op schrift te stellen,
zodat discussies mogelijk worden. De ontwikkeling van het brede ter
rein van het welzijnswerk zal dan vorm kunnen krijgen.
Ik hoop dat de bedoeling is overgekomen. Ik wil de motie graag in de
eerste instantie inbrengen, opdat wij over eventuele wijzigingen in de
motie nog ruimschoots kunnen spreken.
Wethouder DE RAAFF: Er zijn vier zaken aan de orde gesteld, nl.
de migrantenraad, de voorlichting, de peutercentra en de ontwikkelings-
functie.
Migrantenraad: Ik ben enigszins onder de indruk van het betoog van me-
vrouw Paulussen, met name ten aanzien van de in Utrecht aangevoerde
argumenten. De vraag blijft echter wel wat er uiteindelijk zal worden
gerealiseerd. Ik heb het gevoel dat mevrouw Paulussen het al dan niet
goed functioneren van de stichting bijstand buitenlandse werknemers
ter discussie stelt; beter gezegd: zij zet vraagtekens bij de samenstel
ling van het bestuur van die stichting. Zij vraagt zich af of het bestuur
niet te eenzijdig is samengesteld en of dat niet tot een eenrichtings
verkeer zal leiden. Volgens mevrouw Paulussen zou het bestuur op een
bredere leest geschoeid moeten zijn, opdat de verschillende problemen
gemakkelijker naar voren kunnen komen. Ik moet zeggen dat wij over
deze kwestie inderdaad contact hebben gehad met de stichting bijstand
buitenlandse werknemers. Ik heb dat contact niet zelf gehad, maar één van
mijn mensen van de sociale dienst. Het is toen gebleken dat men bij die
stichting die behoefte niet ziet en als men iets wil gaan doen moet er
natuurlijk wel behoefte aan zijn. Deze stichting houdt zich dagelijks
bezig met de problemen ten aanzien van de buitenlandse werknemers en
stelt dat die behoefte niet gebleken is. Men wil bovendien, als er iets
moet gebeuren, liever eerst iets anders doen. Ik vraag mij dan toch af of
de behoefte aan een migrantenraad inderdaad zo groot is dat wij tot de
instelling van een dergelijke raad moeten overgaan. Mevrouw Paulussen
heeft nog gevraagd of ik wil onderzoeken of in de bestuurssamenstelling
de tendens van een eenrichtingsverkeer aanwezig is; ik wil dat zeker
nagaan. Toch bespeur ik in het betoog van mevrouw Paulussen een ze
kere inconsequentie. Enerzijds pleit zij, zoals zij al meermalen heeft
gedaan, voor herstructurering, coördinatie en samenwerking en beoogt
daarmede het aantal instellingen te verminderen, zodat er beter kan
worden gewerkt. Anderzijds wil zij nu het aantal instellingen die werk
zaam zijn ten behoeve van de buitenlandse werknemers verdubbelen.
Dat is natuurlijk wel een beetje overdreven gezegd. Er is een instelling
voor de begeleiding van de buitenlandse werknemers en mevrouw Pau
lussen wil er nu minstens één instelling bij. Ik betwijfel ten zeerste
of een en ander zal bijdragen tot de oplossing van de problemen. Me
vrouw Paulussen heeft mij er niet van kunnen overtuigen dat het zinvol
is om nu in Breda een migrantenraad in te stellen.