24 NOVEMBER 1972
1344
die bedoeld is eeuwig van kracht te blijven. Mocht het nodig zijn om
de structuur te veranderen, dan moeten wij daartoe bereid zijn. Wij
moeten echter toch wel iets weten. De heer America pleit voor het aan
stellen van een ontwikkelingsfunctionaris. Dat is natuurlijk mogelijk;
daarvoor is zelfs geld aanwezig. Wij zullen echter wel moeten weten
wat voor soort man dit moet zijn. Wij zouden natuurlijk een adverten
tie kunnen plaatsen, waarin wij vragen om een ontwikkelingsdeskundige.
Ik heb op gemeentelijk terrein de ervaring opgedaan dat men eerst een
nauwkeurige analyse van een bepaalde functie moet maken voordat men
gaat zoeken naar de man die bij die functie past. In dit geval kunnen
wij slechts zeggen dat het om een ontwikkelingsdeskundige gaat. Hij
zal moeten stuwen, coördineren en samenwerking moeten bevorderen.
Dat is allemaal waar, maar is dat voldoende om de juiste man voor
die functie te kiezen? Ik geloof het niet en ik wil er daarom toch voor
pleiten, zoals ik ook al tijdens de algemene beschouwingen heb gedaan,
dat de raad eerst een preadvies afwacht. Ik hoop dat wij in april zover
zijn dat wij een keuze kunnen maken. Wij hebben dan hopelijk een
indruk van de soort functie en van de soort man die wij voor deze
functie zoeken. Ik zou het betreuren als wij bij wijze van spreken naar
Rotterdam zouden willen gaan en in Antwerpen zouden uitkomen. Ik
heb echter het gevoel dat mevrouw Paulussen en de heer America met
mij op hetzelfde spoor zitten.
Ik heb het idee dat ik de verschillende sprekers hiermede beantwoord
heb, alhoewel ik van mening ben dat met name over de ontwikkelings-
functie nog geruime tijd zou kunnen worden gesproken.
Ik mag er misschien nog even iets aan toevoegen. Mevrouw Paulussen of
de heer America heeft gepleit voor een andere samenstelling van de com
missie. Wij hebben getracht een commissie te formeren, bestaande uit
mensen die zich met de problematiek bezighouden en geacht mogen
worden deskundig op dit terrein te zijn. Ik meen dat het de leden van
de raadsafdeling bekend is dat wij aan de commissie iemand van het
provinciaal opbouworgaan hebben toegevoegd, die vanuit zijn ervaring
en optiek een bijdrage kan leveren. De heer America zou er nog meer
mensen bij willen hebben. Ik ben bang dat het dan nog langer duurt
om tot een concrete beslissing te komen. Ik wil er toch voor pleiten
dat wij met deze betrekkelijk kleine, maar wel deskundige commissie
tot een preadvies geraken. Naderhand, als een en ander op zijn waar
de geschat is, kunnen wij dan bekijken of er eventueel een andere
structuur zou moeten komen.
Ik wil het in eerste instantie hierbij laten.
Mevrouw PAULUSSEN: Ik heb toch de indruk dat de zaak op ver
schillende punten bij de wethouder niet goed is overgekomen; dat is
overigens niet de eerste keer. De wethouder zegt dat ik enerzijds pleit
voor vermindering van het aantal instellingen en anderzijds voor een
uitbreiding daarvan. Dat is echter niet het geval. Ik heb niet gepleit
voor een uitbreiding van het aantal instellingen. De stichting bijstand
buitenlandse werknemers en de migrantenraad zijn nl. twee geheel
verschillende zaken. De stichting bijstand buitenlandse werknemers is
belast met de uitvoering van het welzijnsbeleid. Aanvankelijk was dit
een taak voor het ministerie van C.R. M. Dit ministerie heeft deze
taak aan het particulier initiatief overgedragen. In de beginjaren zagen
wij dat de besturen van die stichtingen samengesteld waren uit vertegen
woordigers van Katholieke instellingen voor maatschappelijke dienstver
lening en het bedrijfsleven. De buitenlandse werknemers waren bij deze