24 NOVEMBER 1972
1348
inschakelen die op provinciaal niveau werkzaam zijn. Ik denk dan
b.v. aan de heer Kuipers van het provinciaal opbouworgaan, die van
uit zijn functie de stad Breda tot en met kent. Ik denk ook aan de heer
Admiraal die alles weet van Breda, omdat hij de functie waarom het
gaat hier jarenlang heeft vervuld. Bij zijn vertrek is de functie komen
te vervallen. Laten wij die mensen inschakelen om te bekijken hoe een
en ander zich verder kan gaan ontwikkelen. Ik heb er dan alle vertrouwen
in dat wij niet over drie jaar of over een halfjaar structuren gaan vinden,
waarvan wij als niet-deskundigen vinden dat ze wel goed zullen zijn,
daarbij van de gedachte uitgaand dat wij toch eenmaal een beslissing
moeten nemen, terwijl die structuren het verdere werk frustreren. Ik
stel het college dan ook niets anders voor dan serieus te overwegen zo
snel mogelijk een man of vrouw aan te stellen en deze kwestie bij het
opstellen van het preadvies te betrekken.
Laat het werk zich dan maar verder ontwikkelen; de structuren komen
dan wel. Na één of twee jaar kunnen wij dan aan de hand van een se
rieus evaluatie-onderzoek, datzo mogelijk in samenwerking met de
Katholieke Hogeschool in Tilburg kan worden gehouden, verder beslis
sen. Wij kunnen en moeten dit niet alleen doen.
Ik hoop toch dat wethouder De Raaff er nog eens heel serieus over na
denkt en dat ik straks niet hoef te janken, maar blij kan zijn.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Zolang wij meedraaien in de afde
ling maatschappelijk werk is er al over de samenwerking en die samen-
werkingsfunctie gesproken. Met name is een en ander naar voren geko
men bij de bespreking van het memorandum van C.R. M. inzake de
Rowans. Toen is de kwestie van de ontwikkelingsfunctionaris uitvoerig
ter tafel geweest en ik vind het betreurenswaardig dat de wethouder nu
net doet alsof dat begrip een blinde vlek voor hem is. Ik begrijp dat
helemaal niet en ik vind het bijzonder jammer. Ik onderschrijf volle
dig wat de heer America zojuist heeft gezegd en ik ondersteun ook
zijn motie.
De heer JANSEN: Ik was niet van plan iets te zeggen, maar ik
wil nu toch reageren op de opmerking van de wethouder over het
spreekuur van de Sociale Dienst op dinsdagavonden. Ik heb nl. van
verschillende kanten gehoord dat er wel degelijk behoefte aan is en
dat er ook redelijk gebruik van wordt gemaakt. Misschien is dan wel
aan de verwachtingen die de wethouder ter zake had niet voldaan,
maar dit zou ook verklaard kunnen worden door het feit dat nog niet
iedereen van het spreekuur op de hoogte is. Mijns inziens zal het
spreekuur wel voldoen, omdat het de mogelijkheid schept voor men
sen die overdag aan hun werk gebonden zijn om 's avonds inlichtingen
te verkrijgen. Ik hoop toch dat het spreekuur zal worden gehandhaafd.
Overigens is gebleken dat men weinig drempelvrees heeft.
De heer VAN CAULIL: Ik wil graag iets over de ingediende motie
zeggen. De heer America wil ik vragen of hij er bezwaar tegen zou
hebben als wij de zaken in een andere volgorde plaatsen. Ik geloof
dat de wethouder gelijk heeft als hij zegt dat hij die ontwikkelings
functionaris niet kan aanstellen. Er zijn door de heer America namen
genoemd en wanneer men nu eerst een commissie benoemt en dan op
advies van die commissie een functionaris aanstelt, dan kan ik de mo
tie volledig ondersteunen. Ik geloof echter dat wij begrip moeten heb
ben voor de opmerking van de wethouder; tegelijkertijd kunnen wij