1361
24 NOVEMBER 1972
De heer SEVERENS: Ik wil, onder verwijzing naar vraag 132,
graag enkele opmerkingen maken over het functioneren van de socio
grafische dienst. Deze dienst is in 1966 opgericht en is er in de zes ja
ren van zijn bestaan niet alleen in geslaagd aanvaard te worden, maar
oogst terecht ook veel waardering. Aan het beleidsdenken en de beleids
uitvoering heeft deze dienst een belangrijke bijdrage geleverd. De be
langrijkste invloed van deze dienst komt vooral tot uiting met betrek
king tot de beleidsinitiërende, de beleidscontinuerende en de beleids-
corrigerende activiteiten. De functie van de dienst wordt omschreven
als het opzetten en uitvoeren van onderzoeken ten behoeve van het
door de raad en het college te voeren beleid met betrekking tot de
sociale, economische en culturele ontwikkeling. Wat zijn werkzaam
heden betreft valt op dat de dienst in de afgelopen jaren op een breed
terrein een groot aantal voortreffelijke statistische publicaties, onder
zoeksrapporten en adviesnota's heeft uitgebracht. Enkele wil ik ver
melden: het schoolverlatersonderzoek, het migratiemotieven-onderzoek
en zijn bijdrage aan de studies over de binnenstad en de regionale pro
blemen, Recentelijk tenslotte heeft de dienst het rapport over Breda-
Noord het licht laten zien. Voor dit beleidsondersteunend werk wil de
K, V, P. -fractie aan alle medewerkers van de dienst haar waardering
uitspreken.
Naast deze algemene opmerking wil ik nog aandacht vragen voor het
navolgende aspect. Bij enkele uitgebrachte rapporten, zoals o„ a„
"Samenstelling en herkomst van de schoolbevolking van de stedelijke
muziekschool", is het opmerkelijk dat beleidsaanbevelingen en be
leidsadviezen ontbreken. Uit het genoemde rapport blijkt b, v. dat de
leerlingen voor 56 afkomstig zijn uit de wijken Zuid en Zuidoost,
Jammer genoeg worden er uit deze gegevens geen conclusies getrokken.
Mijn vraag is nu of terugkoppeling van duidelijke onderzoeksresultaten
naar de beleidsuitgangspunten en beleidsdoeleinden niet van belang is.
Het formuleren van beleidsadviezen door de sociografische dienst, in
dien deze adviezen althans steunen op duidelijke onderzoeksresultaten,
vergemakkelijkt de bestuurlijke taak van raad en college. Het interpre
teren van onderzoeksresultaten en het vertalen van onderzoeksresultaten
in beleidsimplicaties is immers vooral voor raadsleden een tijdrovende
en niet-ongevaarlijke bezigheid. De mogelijkheid bestaat dat het niet
opnemen van eindconclusies in de rapporten samenhangt met de reeds
sinds geruime tijd in de sociologie-beoefening op gang gebrachte dis
cussies over de waardevrije wetenschap en de kritische wetenschap.
De kern van deze discussie is dat de ene stroming, met name de posi
tieve en de empirische sociologie, ervan uitgaat dat de taak van de
onderzoeker beperkt blijft tot het analyseren van de sociale werkelijk
heid en dat de onderzoeker zich moet onthouden van het uitspreken
van waardeoordelen. De "directici"de kritische sociologen, stellen
dat het ook tot de taak van de onderzoeker behoort zich uit te spreken
over de gewenste sociale werkelijkheid, In feite raakt deze problema
tiek de vraag naar de relatie tussen wetenschap en onderzoek. Ik wil
in dit verband graag van het college vernemen of het het van belang
acht dat indien uit onderzoekingen duidelijke beleidsadviezen en aan
bevelingen naar voren komen deze ook in de conclusies van de rappor
ten worden opgenomen. Het formuleren van deze beleidsadviezen zou
naar mijn overtuiging zoveel mogelijk dienen te geschieden in samen
werking met de betrokkenen. Ik wil het college verzoeken deze proble
matiek met de dienst te bespreken en de raad hierover op een later tijd
stip te informeren.
Tenslotte nog één opmerking, In de "Volkskrant" van 21 oktober j, 1.