24 NOVEMBER 1972 1362 wordt naar aanleiding van het rapport over Breda-Noord een uitvoerder van het onderzoek als volgt geciteerd: "Het rapport van de sociografische dienst houdt zich verre van aanbevelingen, omdat die aan het beleid zouden raken, dat tenslotte aan het gemeentebestuur is voorbehouden". Uit het voorgaande zal de raad duidelijk zijn dat de opvatting van deze uitvoerder van het onderzoek, indien deze opvatting althans correct is weergegeven, niet de mijne is. Natuurlijk dient wel de beleidsadvise- rende functie duidelijk onderscheiden te worden van de beleidsbeslissen- de functie. Het uitbrengen van beleidsadviezen en beleidsaanbevelingen door de sociografische dienst zal echter de beslissingsfunctie van de raad en het college niet aantasten. Integendeel, ik heb de verwachting dat deze werkwijze een positieve bijdrage kan leveren ten aanzien van een adequatere besluitvorming door de besturende organen van onze stad. De heer TAKS: De heer Sandberg heeft in zijn algemene beschou wingen gezegd dat het kiesrecht voor de samenstelling van de medezeg genschapscommissies bij de diensten en bedrijven niet behoort te blijven voorbehouden aan de georganiseerde ambtenaren en dat het actief zowel als het passief kiesrecht zo spoedig mogelijk aan alle ambtenaren dienen te worden verleend. De wethouder voor personeelszaken is dinsdagavond in het kort ingegaan op het standpunt van onze fractie, maar ik wil toch nog enkele opmerkingen maken over de door onze fractie voorgestane democratisering ten aanzien van de samenstelling van de medezeggen schapscommissies. De V. V. D. -fractie hecht grote waarde aan mede zeggenschap voor het gemeente personeel. Naar onze mening is er echter pas dan sprake van werkelijke medezeggenschap als de overlegvormen zodanig gestructureerd zijn dat elk individueel personeelslid in staat wordt gesteld te participeren. Momenteel staan de ongeorganiseerden (ca. 60°]o van het personeel) buitenspel, maar ook de georganiseerden hebben nauwelijks invloed, omdat er sinds de totstandkoming van het reglement op de medezeggenschap in 1952 nog nooit verkiezingen voor de medezeggenschapscommissies zijn gehouden. De vakorganisaties stellen slechts zoveel kandidaten als er plaatsen be schikbaar zijn, na van tevoren onderling overeenstemming te hebben bereikt over de verdeling van de zetels over de bonden. De kandidaten worden vervolgens door het college van burgemeester en wethouders reglementair benoemd verklaard. Dit is een gang van zaken die niet beantwoordt aan datgene wat wij onder een democratische verkiezing plegen te verstaan. Ik begrijp dat het college zich ter wille van een goede verstandhouding met de ambtenarenorganisaties in het antwoord op vraag 51 op het standpunt heeft gesteld dat het niet mogelijk zal zijn om al in 1973 een voorstel aan de raad ter zake van het kiesrecht te doen, tenzij er door een ontwikkeling op landelijk niveau meer dui delijkheid en vooruitgang mocht komen. Wat het passief kiesrecht betreft lijkt het mij gezien de gangbare inter pretatie van artikel 125 van de ambtenarenwet, waarmede ik het overi gens niet eens ben, verstandig om te wachten op de landelijke ontwik keling. Het valt te hopen dat door een wetswijziging zo spoedig moge lijk voor het ongeorganiseerde overheidspersoneel eenzelfde oplossing wordt gevonden als de nieuwe wet op de ondernemingsraden sinds 1971 voor de ongeorganiseerde werknemers in het bedrijfsleven biedt. Wij vinden het bijzonder teleurstellend dat ook ten aanzien van de door het college zelf als wenselijk erkende uitbreiding van het actief kies recht een afwachtende houding wordt ingenomen. Wij vinden dat te meer omdat er in dat geval geen sprake is van een al dan niet vermeen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1362