24 NOVEMBER 1972
1364
richting van de regio. Wij zijn nog niet zover dat het ook een regio
nale dienst is, maar men zou zich ten aanzien van de sociografische
dienst kunnen voorstellen dat dat na verloop van tijd wel het geval is.
De functie die de dienst binnen onze stad vervult is natuurlijk belang
rijk, maar het is ook duidelijk dat de taken van de sociografische dienst
zich automatisch tot buiten de grenzen van Breda uitstrekken.
De heer Severens heeft nog een heel principiële vraag gesteld. Ik kan
die vraag niet volledig beantwoorden en eigenlijk heeft de heer Seve
rens ook niet verlangd dat ik dat op dit moment doe. Er zijn op zijn
minst twee sociologische opvattingen aan de orde en er zijn hier heel
toevallig ook twee sociologen die hierover zouden kunnen spreken,
nl. de heer Severens en de directeur van de sociografische dienst die
de sociologische wetenschap heeft beoefend en misschien nog wel be
oefent, Wat is er nu aan de hand met de taak van de sociografische
dienst? De heer Severens heeft de taakstelling eigenlijk niet aangevoch
ten. Het gaat bij die taakstelling om onderzoeken en om adviezen
die ook uit eigen beweging kunnen worden gegeven; men weet hoe de
functiebeschrijving luidt. De heer Severens heeft gezegd dat het prac-
tisch handelen zou kunnen worden bevorderd indien er beleidsaanbeve
lingen en beleidsadviezen verstrekt zouden worden; bij de beoordeling
van de onderzoeken van de sociografische dienst zouden zij volgens
de heer Severens bijzonder nuttig zijn. Op het eerste gezicht lijkt mij
dat een juiste conclusie, maar als de heer Severens het goed vindt dan
wil ik datgene wat hij heeft gezegd toch nog eerst eens goed nalezen.
Het past mij te erkennen dat ik als niet-socioloog het niet helemaal
heb kunnen volgen; ik heb tenslotte een geheel andersoortige opleiding
gevolgd en ik neem aan dat daarvoor dus begrip bestaat. Ik wil met
alle plezier dus een en ander nagaan en heel speciaal de consequenties
voor de sociografische dienst zelf. Ik vraag mij nu even af hoe ik de
zaak naar de heer Severens moet terugkoppelen, omdat de kwestie
niet in een afdeling kan worden behandeld. Mijns inziens zullen wij
daarvoor echter wel een weg vinden. Ik zeg de heer Severens toe dat
ik een bespreking met de directeur van de sociografische dienst zal
arrangeren, waarbij ik aanneem dat hij het allemaal heeft kunnen
volgen.
De heer Van Os heeft een opmerking gemaakt over de vorm waarin de
gegevens die de sociografische dienst verzamelt worden gegoten. Ik
meen dat er iets voor te zeggen is dat de onderzoeken en adviezen, voor
zover die openbaar zijn - de adviezen van de sociografische dienst zijn
naar ik meen allemaal openbaar - in een wat appetijtelijker vorm wor
den gegoten, opdat zij ook voor een wat breder publiek toegankelijk
zijn.
Ik ben nog een antwoord schuldig aan de heer Van Banning, die over
de International Union of Local Authorities heeft gesproken en over
de Raad voor Europese gemeenten. De heer Van Banning heeft zijn twijfel
uitgesproken over het nut van het lidmaatschap van de U. L. A. In één
adem heeft hij daarbij de Raad voor Europese gemeenten genoemd.
Wij zijn op het ogenblik van beide instanties lid. Zoals bekend zijn
er in het verleden nogal wat tegenstellingen tussen deze beide inter
nationale gezelschappen aan het licht getreden. Eigenlijk ben ik het
wel met de heer Van Banning eens. Ik geloof dat niet duidelijk is aan
te tonen dat de internationale samenwerking op het terrein van de ge
meenten veel effect sorteert; anderzijds geloof ik ook weer niet dat
dat direct zou moeten betekenen dat wij voor beide instanties als lid
bedanken. Beide instanties verrichten natuurlijk wel enige internationale