134 17 FEBRUARI 1972 namelijk bijeengebracht door degenen die gaan bouwen in de nieuwe wijken die gaan ontstaan. In die nieuwe wijken is behoefte aan voor zieningen en dan denk ik niet alleen aan gemeenschapshuizen» maar ook aan allerlei andere voorzieningen waarvoor wij nu geen geld heb ben, Dat lijkt mij helemaal niet in strijd met wat hier staat over die subsidieregeling, omdat de regering wanneer zij in de toekomst iets zal subsidiëren in Breda, altijd maar een klein deel van de kosten zal subsidiëren. De gemeente zal zelf altijd de rest moeten opbrengen. Te zeggen dat deze zaak een kwestie is van een stichting vind ik niet terecht, omdat dit een verwijzing is naar de historische groei. In het verleden werden gemeenschapshuizen e. d. inderdaad door de kerken gebouwd, maar wie zegt dat dat in de toekomst ook het ge val zal zijn? Tegenwoordig zijn de kerken zelfs niet in staat kerk- ebouwen neer te zetten, dus welke garantie hebben wij dat die erken wel in staat zouden zijn gemeenschapshuizen te bouwen en waar is dan de kern van de bevolking te vinden in een nieuwe wijk die de enorme bedragen bijeen kan brengen die nodig zijn voor ge meenschapsaccommodaties Ik meende deze vrij uitvoerige motivering te moeten geven met de uitdrukkelijke vraag bij de bestemming van het geld alsnog te be kijken of niet een klein deel daarvan kan worden gereserveerd voor wijkvoorzieningen, zodat wij voor de toekomst tenminste ook daar voor een pot hebben waaruit wij kunnen putten. De heer VAN OS: Ik heb aan het uitgebreide betoog van de heer America, waarvoor ik hem zeer dankbaar ben, niet zoveel meer toe te voegen. Hetgeen het college schrijft over de subsidie van C.R. M. is natuurlijk waar, maar wij moeten ook naar de prak tijk kijken. Daar ging het mij om bij mijn suggestie. Er zijn name lijk wijken in Breda waar elke gemeenschapsvoorziening dan ook to taal ontbreekt, ondanks het bestaan van een of andere subsidieregeling. Blijkbaar heeft die dus toch geen resultaat en bovendien zal de ge meente, zoals de heer America al heeft gezegd, toch altijd een steentje moeten bijdragen. Men herinnert zich wel de discussie die wij hebben gehad over de gemeenschapsvoorziening in Tuinzicht en in Princenhage. Ook in Brabantpark bestaat al 15 jaar lang een stichting die tracht te komen tot de oprichting van een gemeenschapsvoorzie ning. Tot nu toe is daar niets van terechtgekomen en de oorzaak daarvan is voor een groot deel terug te voeren op het feit dat er geen geld is. Als wij nu per wijk een deel van het geld in die pot voor grote werken voor dit doel beschikbaar houden, kan er althans iets van de grond komen, maar als wij doorgaan zoals tot nu toe zullen zowel Brabantpark en Tuinzicht als andere wijken in Breda die gemeenschapsvoorzieningen niet zien verrijzen binnen de eerst komende tien of twintig jaar en dan zal het veelal te laat zijn. Wethouder VAN DUN: Ik ben toch wel blij met de opmerking van de heer van Merkom en ik zou die dan ook willen overnemen als mijn antwoord aan de twee laatste sprekers. Waarover hebben wij het name lijk? Wij praten over de restanten die nu nog in de grondpoolzitten en ik wil op voorhand zeggen dat wij ons, als wij daar nog iets mee willen doen, weinig illusies moeten maken over de grootte, als dat het enige probleem zou zijn. Die restanten zijn nog maar betrekkelijk gering en daarom is het zaak dat wij -- de heer van Merkom duidt aaar ook op -- bij de exploitatie van nieuwe gronden met de raads-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 134