1379
24 NOVEMBER 1972
gemeente op voorhand de bereidheid bestaat om met wie dan ook
te praten, mits wij weten met wie wij praten. Het komt nl. vaak
voor dat b. v. studerenden zich tot de gemeente wenden om mede
werking, maar dat wij op een bepaald moment gewoon niet uit de
voeten kunnen, omdat de juridische vorm ontbreekt. Op de vraag
van mevrouw van Nes of de gemeente bereid is met het J. A. C.
te praten kan ik antwoorden dat dit inderdaad het geval is. Aan
de andere kant moet ik mevrouw van Nes erop wijzen dat het ant
woord op vraag 271 niet helemaal irrelevant is. Dat antwoord slaat
nl. op de methodiek die wij een jaar geleden hebben gei'ntroduceerd
en wel in samenwerking met het J. A. C.deze methodiek staat be
kend als het gedogen van kraken. Ik geloof niet dat het noodzakelijk
is om die methodiek nog eens helemaal uit te leggen; ik mag aan
nemen dat een en ander bij de raad bekend is. In ieder geval slaat
het antwoord daarop en in feite is dat ook het inschieten op de be
hoeften die er bij een aantal mensen leven. Wij hebben indertijd
ten aanzien van de leegkomende woningen en het gebruik daarvan
wel twee "mitsen" gesteld en ik neem aan dat die twee "mitsen"
altijd gesteld zullen worden tegenover een ieder die met de gemeente
praat. In de eerste plaats zullen wij in de gaten moeten houden
hoelang de voor sloop of anderszins bestemde woningen kunnen worden
gebruikt. Een en ander houdt verband met de realisatie van nieuwe
plannen; ik meen dat dat een ordentelijk uitgangspunt is, In de
tweede plaats zullen wij rekening moeten houden met de bouw
kundige toestand van de woningen, die wij dan uitgeven, verhuren
of zelfs verkopen. Wij kunnen niet het risico lopen dat de verant
woordelijkheid voor eventuele incidenten bij ons komt te liggen.
Het gedogen van kraken, met inachtneming van de twee "mitsen",
bestaat dus nog steeds. De gemeente is bereid met wie dan ook
over de oplossing van deze problematiek te praten.
De heer van Duijl komt terug op zijn stokpaardje; het bouwen
van goedkope woningen. Ik meen dat datgene wat er in het ant
woord op vraag 270 staat wel relevant is. Voor kleine aannemers
is het inderdaad een aantrekkelijke zaak om in de buitengemeenten
goedkope woningen te bouwen. In Breda ligt dat veel moeilijker.
Dat heeft wel degelijk gedeeltelijk te maken met hoge grondkosten.
Een en ander is niet te wijten aan het apparaat van openbare werken.
Wij zijn mét de heer van Duijl van oordeel dat wij goedkope wo
ningen moeten bouwen. De heer van Duijl is bekend met de problemen
die zich voordoen. Wij zijn op het ogenblik in discussie met het
inwoningscomité Westeinde. Dit comité heeft verklaard dat met behulp
van een bepaalde architect goedkope woningen met een huurprijs
van 150,-- kunnen worden gebouwd. Ik heb naar de financiële
gegevens gevraagd en op 30 november a. s. heb ik een gesprek
met de architect, teneinde hem in staat te stellen de financiële
gegevens die wij tot nu toe nog niet gekregen hebben te overleggen.
Wij willen de zaak serieus bekijken; alle kansen moeten benut worden.
Het is bekend dat wij op weg zijn om ook in Princenhage-Noord
goedkope woningen te realiseren. De heer van Duijl stelt echter dat
het per se mogelijk is om in Breda goedkope woningen te realiseren.
Mijns inziens stelt hij daarmee zowel de drie woningbouwverenigingen,
die toch met name in de sociale sector bezig zijn, als de gemeente
toch wel in een typisch daglicht. Naar mijn mening is men juist
in die sector constant bezig te trachten tot de goedkoopst mogelijke,
redelijkste woningbouw te komen, ook in 1972 in Breda.