1387
24 NOVEMBER 1972
rondgedeeld; ik zal haar eerst op mijn gemak doorlezen en zal
straks laten weten hoe ik erover denk.
Wethouder VAN DUN: Ik zit met de moeilijkheid dat ik over
de motie van de heer Dees eerst graag de mening van het college
zou willen vernemen. Ik weet niet, voorzitter, of het in uw tijd
schema past, maar misschien kunnen de twee vragen die de heer
van Loon heeft gesteld en die buiten de motie van de heer Dees
vallen vóór zes uur worden beantwoord en kan het college na zes
uur in de voortgezette discussie terugkomen op de weg Breda -
Baarle-Nassau.
De VOORZITTER: Het lijkt mij het beste dat u vóór zes uur
nog behandelt wat u klaar kunt krijgen, mijnheer van Dun.
Wethouder VAN DUN: Dank u wel, voorzitter. De heer van
Loon heeft twee zaken aan de orde gesteld: de kwestie van de
Belcrumweg en de gang van zaken rond de rioolwaterafvoerinstal-
latie. Ten aanzien van de Belcrumweg kan de heer van Loon mijns
inziens op zijn wenken worden bediend; een en ander is nl. in het
investeringsplan 1973 opgenomen.
De heer van Loon heeft verder zeven vragen gesteld met betrek
king tot het rioolrecht. Het lijkt mij dat de eerste vier vragen
betrekking hebben op de portefeuille van wethouder Broeders, die
deze vragen ongetwijfeld zal beantwoorden. Ik zal mij bezighouden
met de beantwoording van de laatste drie vragen.
De heer van Loon heeft in zijn vijfde vraag geïnformeerd naar
de verlenging van de voorlopige of de verlening van de definitieve
lozingsvergunning. Er is indertijd een tijdelijke lozingsvergunning
verleend, die afliep op 31 december 1971. Op 6 mei 1971 is ver
lenging van de vergunning aangevraagd tot 31 december 1973. In
die nieuwe vergunning zal de verplichting tot oxydatief-biologische
zuivering worden opgenomen.
Wat het vermoedelijk tijdstip van inwerkingtreding van de
installatie en de wijze van zuivering betreft kan ik mededelen
dat de datum van inwerkingtreding vermoedelijk 1 juli 1973 is
en dat er dan een gehele zuivering zal plaatsvinden.
De heer van Loon heeft tenslotte gevraagd of er met het
waterschap West-Brabant reeds besprekingen worden gevoerd over de
overname van de afvoerleidinginstallatie. Ik kan die vraag beves
tigend beantwoorden. Ik kan hieraan nog toevoegen dat er perio
diek besprekingen worden gehouden met het dagelijks bestuur van
het waterschap. Wij hebben in ons overleg met het waterschap
geprobeerd om de datum van overdracht parallel te laten lopen
met de vermoedelijke datum van inwerkingtreding van de instal
latie, 1 juli 1973. Wij hebben wel uit de discussies begrepen dat
dat voor het waterschap geen haalbare kaart is, zodat wij onze
planning en prognoses hebben gericht op een overname per 1 januari
1974. Misschien doe ik de heer van Loon en de overige raadsleden
een plezier door hen te confronteren met een viertal problemen,
waarmee wij te maken krijgen als wij over die overname praten.
Wij kunnen hierbij een onderscheid maken tussen enkele formele
en enkele zakelijke problemen» Het is een duidelijke zaak dat het
dagelijks bestuur van het waterschap op dit moment geen mandaat
heeft van de algemene vergadering om zaken te doen; de gehele