1390
24 NOVEMBER 1972
1 juli 1973, aan de mate van zuivering moet worden gezien in
het kader van de situatie waarin een en ander bedoela is. Dat
klinkt misschien erg merkwaardig, maar zoals bekend gingen
wij aanvankelijk uit van een mechanische zuivering, waarmede
wij wilden volstaan. De wetgeving is daarna veranderd en de ver
plichting werd opgelegd een oxydatief-biologische (of biologisch-
oxydatieve) zuivering uit te voeren. Per 1 juli 1973 zijn wij daar
toe in staat; het zuiveringspercentage is dan ongeveer 90%. Ik
weet overigens niet of het exact 90% is. Dan bestaat er nog een
z.g. derde trap; de chemische zuivering. Deze chemische zuive
ring is nog niet wettelijk voorgeschreven en die wordt ook niet
uitgevoerd. Die marge blijft dus over.
Wethouder BROEDERS: Een vraag heb ik eigenlijk niet te be
antwoorden. De heer van Loon heeft alleen zijn twijfels uitge
sproken over de herkomst van de adviezen. Mijns inziens heeft
het ministerie van economische zaken mede een rol gespeeld
ten aanzien van het advies dat uiteindelijk is uitgebracht. Wij
hebben onze begroting in het begin van dit jaar moeten opstel
len en op dat moment hebben wij natuurlijk nagegaan hoe de
beleidsvoornemens van de regering waren. Het rijk heeft ons toen
informatie verstrekt en wij hebben ons ten aanzien van de begroting
op die informatie gebaseerd. Zoals bekend hebben wij in de raad
de beslissing genomen de heffing die ons door het rijk wordt opge
legd door te berekenen. Ik meen dat er in de raad nooit misver
stand heeft bestaan over het feit dat wij niet meer doorberekenen
dan datgene wat wij aan het rijk moeten betalen. Ik geloof dat
het alleen maar prettig is om te kunnen vertellen dat de heffing
nu lager is geworden.
Druk: B. S. W. - Breda.