1407
24 NOVEMBER 1972
met mijn collega te overleggen. Wanneer een gymnastieklokaal bij
een bepaalde school volkomen verantwoord kan worden gerealiseerd,
kan dat gemakkelijker en sneller dan wanneer het op de door de heer
Van Os genoemde wijze moet. Uiteraard wil dat niet zeggen dat dit
idee niet in onze gedachtenvorming kan worden meegenomen.
Ten aanzien van het muziekonderwijs zou ook ik graag snel een
advies zien en voor zover dat in mijn vermogen ligt, zal ik bevorderen dat
dit snel komt.
Mevrouw Willems moet ik zeggen niet te weten of "gezagen" een
officiële term is; wèl heb ik mij zitten afvragen wat nu de meervouds
vorm van het woord "gezag" is. Ik heb deze term wel eens gehoord,
maar of hij officieel is weet ik niet.
Ik zeg graag toe dat de cijfers van het onderzoek naar partieel
leerplichtigen zo snel mogelijk bekend gemaakt zullen worden.
Met betrekking tot het raadslid-sec zou ik alleen willen zeggen:
deze kwestie zou heel snel geregeld kunnen worden, laat de wethouder
terugtreden en benoem een raadslid-sec. Voor mij bestaat in dit opzicht
geen enkele moeilijkheid, dat weet de afdeling onderwijs wel.
De heer DEES: Maar de raadsafdeling heeft daar juist wel bezwaren
tegen.'
Wethouder BROEDERS: Voordat, wij het gesprek zullen hebben, wil
ik er in de afdeling onderwijs graag eens over praten. Het belangrijkst
lijkt mij dat wij daarvan geen prestigeslag maken of de ontwikkeling
niet op een detailpunt frustreren, maar daarentegen het beoogde doel
in de gaten houden, waarbij wij rekening hebben te houden met de
structuur en de bevoegdheden zoals deze in de wetgeving verankerd
liggen. Ik meen evenwel dat deze kwestie in de afdeling onderwijs en
in het gezamenlijk gesprek volledig kan worden uitgesproken en zeg dan ook
graag toe dat dit zal gebeuren.
Hierna wordt de discussie gesloten.
6, r. HOOFDSTUK VIII: PARAGRAAF 7, CULTUUR EN RECREATIE.
De heer VAN OS: Ik kan hierover heel kort zijn. Ik zou u name
lijk willen voorstellen het debat over het onderwerp cultuur te houden
in De Beyerd, waar op dit moment een grote groep kunstenaars aanwe
zig is en zodoende een bijzonder levend contact met "de cultuur" tot
stand kan komen. Een ontmoeting tussen de gemeenteraad en de kun
stenaars van Breda en omgeving zou uitermate waardevol kunnen zijn.
Mocht het in de practijk brengen van mijn voorstel onverhoopt op orde
problemen stuiten, dan zouden wij er ook toe kunnen overgaan een ge
deelte van de tijd te gebruiken om na deze raadsvergadering naar De
Beyerd te gaan. Ik heb begrepen dat men in dat geval nog wel even
wil doorgaan.
De VOORZITTER: De heer Spanjer vraagt het woord en ik mag
hem erop wijzen dat hij wat de tijd betreft langzamerhand in de rode
cijfers is gekomen. Ik wil hem dan ook vragen zich enigszins te be
perken of elders wat tijd te lenen.
De heer SPANJER: Op zichzelf bevind ik mij bij de kleur rood
tamelijk wel.'