1413
24 NOVEMBER 1972
"open creatieve werkplaats ten dienste van het culturele leven". Mijns
inziens zou de raad dan moeten kunnen beschikken over een goed be
mand apparaat dat is toegerust voor het ontginnen van braakliggende
terreinen op het culturele vlak. De taakafbakening vind ik een heel
belangrijke zaak en mogelijk kunnen wij elkaar dan wat helpen om
het functioneren van zowel de culturele raad als de nieuwe afdeling
culturele zaken op elkaar af te stemmen. Een belangrijke vraag lijkt
mij wat het functioneren van de culturele raad heeft bemoeilijkt.
Men hoort veel in de wandelgangen, men pikt hier en daar wat infor
matie op, maar het punt is dat men niet weet waar een en ander bij
elkaar moet worden gebracht. De culturele raad is ingesteld door de
gemeenteraad en ik meen dan ook dat wij deze raad eens moeten uit
nodigen om ons te rapporteren over de. problemen en fricties, liggend
buiten zijn eigen functioneren, die zijn opgetreden, want daar kunnen
wij van leren en kunnen andere raden weer hun voordeel mee doen.
Ik zou van de wethouder willen weten of hij dit een zinnige zaak vindt,
met name omdat mij ter ore is gekomen dat er nogal wat fricties op
treden tussen de culturele raad en het ambtelijk apparaat. Het functio
neren van beide zal wat meer gestroomlijnd moeten worden.
Tot slot zou ik nog iets willen zeggen over de Beyerdcommissie.
De wethouder heeft ons in de algemene beschouwingen en ook in het
vraag- en antwoordboek gezegd dat er een projectgroep gaat komen
en dat hij ons tijdens de begrotingsbehandeling op de hoogte zal stellen
van het tijdschema, waardoor wij op zeer korte termijn het Beyerdrap-
port tegemoet kunnen zien. Ik wil nem daaraan bij dezen nog even
herinneren.
De heer SEVERENS: Ik zou graag een korte opmerking willen
maken over de vragen 299 t/m 305.
Bij de opening van de Ikonenexpositie heeft de wethouder tevens
zijn visie op het cultuurbeleid bekend gemaakt. De ikonen wil ik nu
verder graag met rust laten, want ik geloof dat zij op die manier ook
het best tot hun recht komen.
Ik was aangenaam verrast door het feit dat de wethouder bij de
ze gelegenheid in zijn eigen huis De Beyerd een stuk creativiteit wist
op te brengen en ons een inzicht verschafte in zijn beleidsvisie. Ik kan
u verzekeren dat de toehoorders èn de ikonen die avond vroom en aan
dachtig naar hem hebben zitten luisteren. Een gedetailleerde schildering
van het gehele cultuurbeleid is toen niet uit de verf gekomen. Eerder
kan gezegd worden dat hij in zijn betoog hoofdlijnen of krijtlijnen aan
gaf. Daarin stelde hij twee kernpunten aan de orde, reeds door de heer
Quadekker gereleveerd, namelijk öf verruiming van de financiële mid
delen, öf een duidelijke prioriteitenstelling. Verder stelde de wethouder
toen: kiezen kun je pas als je weet wat je wilt. Hoe staat het nu met
deze punten? Een inzicht in de verruiming van de financiële middelen
kunnen wij krijgen als wij kijken naar het aandeel van de culturele
begroting in de totale begroting. Deze daalde van 8, 3 in 1971 tot
7, 3 °]o in 1973; voor het budget heeft men dus zelfs niet hetzelfde peil
weten te handhaven. Ik heb dan ook het idee dat zijn collega-wethouders
de poten van zijn wethouderszetel langzaam maar zeker aan het inkorten
zijn. Het is mij niet bekend of de wethouder zich daar voldoende van
bewust is. Duidelijk is in elk geval dat de positie van de wethouder
aan de collegetafel een buitenplaats is. Of deze positie in politiek op
zicht links of rechts is, valt ook steeds moeilijker te beoordelen.
Wat het tweede punt betreft, de wethouder stelt: als verruiming
van de financiële middelen niet mogelijk is, zal een duidelijke priori-