1415
24 NOVEMBER 1972
een rapport overigens waarvoor ik erg veel waardering heb.
Tenslotte zou ik met betrekking tot het Beyerdrapport nog drie
vragen willen stellen. Beschikt de wethouder over middelen om het
cultureel centrum in deze nieuwe opzet spoedig gerealiseerd te krij
gen? Acht de wethouder het niet van belang dat de projectgroep die
de nota verder gaat uitwerken met een lid van de culturele raad wordt
uitgebreid, met name met een van de samenstellers van de nota? Hoe
ziet de wethouder de toekomstige verhouding tussen het bureau cultu
rele zaken en het cultureel centrum-nieuwe stijl?
Tot slot de muziekschool. De kosten daarvan zijn voor 1973 geraamd
op 72.451, --; 76% van de lessen betreft individueel onderwijs en 56%
van de leerlingen is afkomstig uit de relatief welgestelde wijken zuid en
zuidoost. Verleden jaar heb ik ten aanzien van een gelijkelijke verhoging
van de tarieven een motie mogen aanbieden, waarvan de belangrijkste
passage was dat de indruk bestond dat algemene muzikale vorming bij
alle maatschappelijke lagen sterk bevorderd diende te worden en dat
wij daarom van oordeel waren dat een verhoging van het tarief voor
algemene muzikale vorming in klasseverband niet wenselijk was. U
zult zich kunnen voorstellen dat ik deze mening thans nogsteedsben toe
gedaan. Derhalve zal ik niet mee kunnen gaan met de beschikking
waarin dit tarief wordt opgetrokken.
Hierna wordt gedurende enige tijd gepauzeerd.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
De heer VON SCHMID: Toen ik de heer Quadekker over de situa
tie van het museum aan de Grote Markt hoorde, spreken, bedacht ik mij
dat hiervoor indertijd een prachtige oplossing te vinden was geweest in
het Bouvignecomplex, want dat zou in historisch, opzicht voor de vesti
ging van een museum geweldig geschikt zijn geweest. Op dit moment
kan evenwel nog worden gedacht aan het Turfschip. Ik hoop dan ook
dat de heer Quadekker nog eens in die richting gaat denken wanneer
hij, terecht, over de noodsituatie van het museum de alarmklok luidt.
Herhaaldelijk is gesproken over basisfilosofie, zoals het thans
wordt genoemd en als ik het goed zie, is dit inderdaad een nieuw woord
in de discussies. Met hetgeen mevrouw Paulussen over de basisfilosofie
heeft gezegd, ben. ik het eens. Als je voortdurend over de basisfilosofie
hoort spreken, wordt je daar een beetje beroerd van, vooral omdat nie
mand weet wat nu de basis is of wat de filosofie is, met andere woorden:
niemand er iets van af weet. De wethouder heeft gezegd dat die filoso
fie op een gegeven moment als het ware komt opborrelen uit de inspraak,
maar eerlijk gezegd geloof ik daar niets van. Het is zo moeilijk om tot
een basisfilosofie te komen voor een cultuurbeleid in Breda - ik neem
het daarom ook niemand kwalijk dat deze er nog niet is - dat deze on
mogelijk uit de inspraak kan voortkomen. Daarbij komen levensbeschou
wingen en de vraag van welke maatschappijvisie men uitgaat kijken.
Natuurlijk is het belangrijk dat men weet hoe de mensen erover denken,
maar vanuit de gemeentelijke dienst zal toch op een bepaald moment
een richting moeten worden aangegeven. Ik hoop dat wij dat in de toe
komst nog eens zullen horen.
Het belangrijkste vind ik - en ik meen dat ik in deze zin ook
aansluit bij een vorige spreekster - dat er in de stad het een en ander
gebeurt. Ik zal de laatste zijn om te zeggen dat er niets gebeurt op
cultureel gebied, maar naar onze smaak en die van vele anderen hier