1417 24 NOVEMBER 1972 van harde kleuren. Verder moet ik de heer Jansen bedanken voor de tijd die hij ons beschikbaar heeft gesteld. Ik moet constateren dat er werkelijk een verschil is tussen landelijke en plaatselijke politiek. De VOORZITTER: U moet niet te veel bedanken, want anders krijgt u nög meer.' De heer KRAMER: In verband met de tijdnood zal ik proberen kort te zijn. Cultuur en recreatie heb ik gisteren met uw toestemming reeds behandeld bij het hoofdstuk over jeugd en sport. Verder komen binnen kort twee belangrijke zaken op de agenda, namelijk de bibliotheken en De Beyerd, en dat spaart ons nu tijd. Wat ik niet noem, is terug te vinden in onze algemene beschouwingen van het vorig jaar. Ik heb de ze nog eens nagelezen en wat toen is gezegd, kan nog steeds gelden. Om te beginnen enkele waarderende opmerkingen aan het adres van het personeel van de afdeling cultuur. Ik meen dat deze op hun plaats zijn. Niet iedereen begrijpt hoe daar gewerkt moet worden; dat is echt wat anders dan werken in een productiebedrijf. De mensen op deze afdeling werken zich naar mijn gevoel ongelukkig. Ik ben name lijk van mening dat de afdeling onderbezet is. Vervolgens wil ik het voornamelijk over het beleid hebben. Wij hebben wel kritiek, maar wij willen op dit moment niet hetzelfde zwa re geschut in stelling brengen als tijdens deze begrotingsbehandeling tegen deze wethouder van cultuur reeds is gebruikt. Dat neemt echter niet weg dat de zakelijkheid, hoe moeilijk ook in deze sector, in het oog moet worden gehouden. Eens moeten wij tot besluiten komen en misschien kan dat via de waardevolle methode van organisatie-ontwikkeling, vandaag meer genoemd. Twee voorbeelden; ten eerste laat de cultuurprijs Nassau te lang op zich wachten, en ten tweede de kwestie van wel of geen cul- tuurdienst; het tot stand komen van een cultuurcentrale lijkt op een cirkelproductie» Men doet net alsof alles in beweging is, maar de star heid is op die manier groter dan ooit tevoren. Van beleidsombuiging is nauwelijks sprake. Wij spreken ten aanzien van het totale beleid te gemakkelijk over "kritisch bekijken", maar doen wij dat ook en zien wij dan ook nog resultaten? De kritiek op het kritisch bekijken wordt zo langzamerhand een akelig criterium. De kernvraag is: hoe doorbreken wij de huidige kringloop? Nog steeds ben ik van mening dat er onvoldoen de peilingen naar de behoeften hebben plaatsgevonden. Ombuigingen zonder dat men weet wat de achterban wil, zijn niet reëel. Ik doel hier voornamelijk op de traditionele groepen die heel wat activiteiten ontplooien, zoals bijvoorbeeld de amateurverenigingen, waar ik grote waardering voor heb. Zo zijn er de muziekverenigingen die zich geïso leerd en verlaten voelen. De achterban, daar draait alles om.' De wet houder heeft een dezer dagen gezegd: "Het bewust doorvoeren van een en ander moeten wij samen met de betrokken mensen doen". Dat is een mooie zin en een juist standpunt, maar het waarmaken ervan is een ander hoofdstuk. Betreffende de 18 maanden oude cultuurraad het volgende. Het vorig jaar was het worstelen met de taakopdracht, nu noemen wij het "heroriëntatie" en - ik citeer het antwoord op vraag 13 - "er zal gesleu teld moeten worden aan de culturele raad". Wethouder Mans zei deze week nog dat er op korte termijn een gedragslijn moet komen. Verder stelde hij in het antwoord op vraag 13: "In 1973 komen er nieuwe voor stellen". Dit alles hebben wij voorspeld, maar dat is niet het belang rijkste. Wel is belangrijk dat wij in het cultuurbeleid ongeveer twee

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1417