24 NOVEMBER 1972 1420 over alles wat met het Stedelijk Museum te maken heeft. Die macht heb ik echter niet.' Niettemin wil ik graag ingaan op hetgeen hij gesteld heeft. Het zal hem niet vreemd in de oren klinken als ik zeg dat ik moet erkennen dat de beschrijving van de ruimtelijke problematiek volledig juist is. Hij kent die als bestuurder van het Stedelijk Museum en ik ken die als wethouder van cultuur die vrij regelmatig contact heeft met het bestuur van het Stedelijk Museum. Hij heeft verder opgemerkt dat de inventarisatie van de nieuwe aanwinsten niet kan plaatsvinden, maar dat neemt niet weg dat de groei van de aanwinsten op zichzelf verheu gend is. Wat de vaste jaarlijkse bijdrage betreft, de heer Quadekker heeft deze gerelateerd aan de bijdragen die een aantal andere gemeenten aan hun musea geven en hij vindt het eigenlijk maar een zielige zaak dat de gemeente Breda tot nu toe niet meer dan 3. 000, -- beschik baar heeft gesteld voor het doen van aankopen. Allereerst geloof ik dat hij er verheugd over kan zijn dat deze post in de begroting 1973 is opgetrokken tot 10.000, maar ik wil toch ook nog eens onder zijn aandacht brengen dat het bedrag van 3. 000, - -in het verleden vaak incidenteel werd aangevuld met subsidies voor de aankoop van specifieke zaken. Ook meen ik dat kan worden gesteld dat bij de ver gelijking met andere gemeenten niet uit het oog moet worden verloren dat in de gemeente Breda de totale exploitatietekorten voor rekening van de gemeente komen; in andere gemeenten is dit namelijk niet al tijd het geval, omdat daar dan normerings- of percentageregelingen gelden» Hierdoor zou een wat vertekend beeld kunnen optreden. Ik kan hem toezeggen dat het door hem bedoelde contact met het Stedelijk Museum over met name het trekken van een aantal lijnen snel tot stand zal komen. Hij weet dat ik het bestuur gevraagd heb een krijtlijn voor de toekomst op te stellen. Aan de hand van dat rapport zal het gesprek verder geconcretiseerd worden. Op de door hem naar voren gebrachte problematiek ten aanzien van het personeel, de ruimte en de activiteiten zou ik willen zeggen dat, gezien de financiële mogelijkheden i.e. onmogelijkheden en uitgaande van de visie dat een cultureel centrum inhoud moet krijgen, moet worden gezocht naar enige coördinatie met het cultureel centrum, opdat met betrekking tot de instellingen die op een deelterrein werk zaam zijn een stuk integratie kan worden bereikt. Zoals bekend, heeft de concretisering van het cultureel centrum de hoogste prioriteit op de afdeling cultuur. Evenals vele anderen heeft de heer Quadekker geciteerd uit mijn openingsspeech bij de Ikonententoonstelling. Ik geloof dat hij gerust kan zijn. Bij nalezing van het antwoord op de desbetreffende vraag zal hem duidelijk zijn dat ik niet bedoeld heb dat ons museum zijn bijdrage zal verliezen Mevrouw Paulussen heeft ervoor gepleit het hoofdstuk betreffende cultuur niet meer aan het einde van de begrotingsbehandeling aan de orde te stellen, maar aan het begin. Ik geloof dat zij in dit opzicht op haar wenken is bediend, want verschillende raadsleden hebben haar wens reeds in de practijk gebracht; voor dit hoofdstuk aan de orde was, is er al menig woord over gezegd. Hierdoor kom ik ten aanzien van de basisfilosofie enigszins in moeilijkheden, want ik heb het idee dat ik hetgeen ik daarover kwijt wilde al heb gezegd in de beantwoording van de algemene beschouwingen van mevrouw Stockmann en de heer Sandberg. In relatie tot vraag 319 heeft mevrouw Paulussen gevraagd of

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1420