24 NOVEMBER 1972 1422 wethouderszetel en hij heeft dat eveneens gerelateerd aan mijn uitspra ken bij de opening van de Ikonenexpositie. Voorts sprak hij over een verlaging van het percentage voor de sector jeugd, sport en cultuur. Daarvoor zijn twee redenen aan te geven, maar de conclusie die hij daaruit trekt is niet de mijne. In de eerste plaats vinden er, in tegen stelling tot de andere sectoren, in de cultuursector nauwelijks investerin gen plaats, hetgeen uiteraard een budgettair effect heeft en betekent dat er bij de procentuele verdeling wel wat schommelingen voorkomen. Anderzijds hebben wij heel bewust de bestaande grote culturele instel lingen beperkt in hun uitgroei. Als hij de provinciale instellingen als het zuidelijk toneel, het Brabants Orkest en Proloog eens naast elkaar zet, zal hij zien dat de uitgaven voor die instellingen bevroren zijn op het niveau van 1972. Dit hebben wij gedaan omdat het naar onze mening veel beter is dat op dit moment te doen dan daaraan nu nog een aparte uitbreiding te geven. Derhalve zijn de bijdragen alleen verhoogd met de loonstijging die heeft plaatsgevonden; dat zelfde geldt voor de muziekschool, de stadsschouwburg en De Beyerd. De bijdragen aan de niet-gemeentelijke instellingen als het Stedelijk Museum, de openbare bibliotheek, de Grote Kerk enz. zijn in feite bijna dezelfde gebleven. Voor de bibliotheek is er een verhoging op genomen voor de boeken- en bindwerkpost en is er een verhoging op genomen voor het filiaal in de Hoge Vucht. Voor het Stedelijk Museum hebben wij met name de post voor aankopen verhoogd, terwijl er een aparte post is opgenomen voor de huur van een dependance. Bij de Beeldenaar hebben wij geprobeerd in beperkte mate een aantal uren uit te breiden. In de amateursector is er van een feitelijke stijging sprake, namelijk van 88. 000, -- naar 92. 000, --. Voorts is de post experimenten opgetrokken tot 38. 700, --, waarbij wel moet worden gesteld dat in deze post het bedrag dat in vorige begrotingen was gereser veerd voor de kunstzinnige vorming is opgenomen; dat is trouwens een zaak die in relatie staat tot de rapportering van de kant van de culturele raad, te weten van de commissie die deze raad gevormd heeft voor de kunstzinnige vorming. Voorts heeft de heer Severens gesproken over de coördinatie en de integratie van cultuur, jeugd en sport. Ik wil hier heel duidelijk stellen dat er bepaald geen sprake is van een tegenstelling tussen deze sectoren. Voor de werkgroep die het rapport over De Beyerd gaan aan kleden heb ik heel nadrukkelijk ook de sector jeugd en sport uitgenodigd In het op handen zijnde project open jeugdcentrum wordt geparticipeerd door deze sectoren. Ook bij het creatief centrum De Hegge heeft een participatie plaatsgevonden van de genoemde sectoren. Ik zou mij kun nen voorstellen, hoewel dat op zichzelf misschien een wat vrijblijvende opmerking is, dat op den duur moet worden gekomen tot een eenvormi ge advisering in die sector. Nogmaals, tegenstellingen zijn er beslist niet; zeker ten aanzien van projecten wordt heel duidelijk naar coördi natie gestreefd en in de practijk gebracht. De heer Severens heeft ook opgemerkt dat de vragen niet serieus zijn beantwoord in het vraag- en antwoordboek. Ik zou bijna willen zeggen: dat neem ik niet.' Met name op vraag 299 wordt heel duidelijk gesteld dat in de begroting 1973 is aangegeven dat daarin geen beleid voor de toekomst ligt. Die constatering is heel bewust gedaan en zij komt voor uit een serieuze aanpak van de vraagstelling. Als hij de in druk heeft dat wij hem met een kluitje in het riet hebben willen sturen, ligt dat echt aan hemzelf. Wij hebben een heel bewuste keuze gedaan. Hij heeft voorts gevraagd naar de basisfilosofie ten aanzien van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1422