1427 24 NOVEMBER 1972 king laten. Tijdens de vakantieperiode, een cultuurarme periode in Breda, komt de Speelinstuif tegemoet aan de behoefte en wensen van ongeveer 18. 000 kinderen. Liggen er met betrekking tot de uitvoering geen samenwerkingsmogelijkheden met instellingen als De Beeldenaar, De Beyerd, de musea, de bibliotheek, de muziekschool, de B. B. K. St. Joseph, de sociale academie en tal van andere sociaal-culturele organisaties? Naar mijn mening is de Speelinstuif gebaat met een ge varieerde inbreng van de totale "culturele supermarkt" in Breda. Tot slot merk ik op dat ik blij ben met hetgeen de wethouder over de realisering van het cultureel centrum heeft gezegd, namelijk dat hij met betrekking tot de financiën verschuivingsmogelijkheden ziet en eventueel een aanslag zou willen plegen op de middelen van zijn collega-wethouders. Ik wil hem daarbij graag steunen, want ik behoef slechts te denken aan de grote vraag naar gemeenschapshuizen. De eenheid van functioneren van het bureau culturele zaken en het centrum lijkt mij iets wat beide instellingen ten goede kan komen. De heer VON SCHMID: Het is fijn van de wethouder te vernemen dat er in een en ander schot zit, maar de vraag is natuurlijk of hij voor de realisering ervan nog tijd genoeg heeft. Het zal namelijk niet zo gemakkelijk zijn om te schakelen van wachten totdat alle betrokkenen de gelegenheid tot inspraak hebben gehad naar een aantal concrete initia tieven. Op gevaar af dat de heer Sandberg opnieuw "geschokt" wordt, of schoon hij niet zo bang is zo nu en dan anderen te schokken, wil ik toch nog een opmerking aan zijn adres maken. Hij zou eens moeten kijken naar de geschiedenis van zijn eigen partijtje, want dat is het in deze raad. Dan zou hij bijvoorbeeld zien dat de heer Van der Werff zich indertijd bijzonder veel moeite heeft getroost om tot een culturele raad te komen. Toen kwam uit de V. V. D. nog een heel ander geluid.' Ik wijs erop dat wij, toen de culturele raad een feit werd, enerzijds blij waren; anderzijds hebben wij reeds toen een aantal kritische kantteke ningen gemaakt. Wij moeten er dan ook niet van uitgaan dat deze raad moet worden opgeheven, integendeel. Het was een goed initiatief en wij zullen daarom, hoe dan ook, moeten proberen met de culturele raad verder te gaan. Mevrouw PAULUSSEN: Slechts twee korte opmerkingen. Onze vraag met betrekking tot het subsidiëntenoverleg is door de wethouder goed verstaan. Ik dank hem voor zijn toezegging. Ten aanzien van de culturele raad ben ik blij, in tegenstelling tot de heer Sandberg, dat er in het gesprek drie mogelijkheden op ta fel zullen liggen. Mevrouw VAN ROOU-VAN DEN HEUVEL: Ik ben blij met de toe zegging van de wethouder over de mogelijkheden tot onderzoek naar de oprichting van een "artotheek". Overigens heeft het mij wel een beetje verbaasd dat het begrip "artotheek" voor de wethouder blijkbaar een novum is. Al geruime tijd kent men dit instituut in Groningen, Eindhoven, Amsterdam, Den Haag, Arnhem en in tal van andere ste den. Wat de wethouder heeft gezegd over de geïsoleerde opstelling van de kunstenaars begrijp ik niet helemaalmaar dat hoor ik nog wel eens van hem.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1427