24 NOVEMBER 1972
1430
over was dat ik de term "artotheek" niet kende.
Ten aanzien van de opmerkingen van de heer Kramer merk ik
op dat de inschakeling van de raadsafdeling mijn uitgangspunt is.
Voorts heeft hij gelijk als hij zegt dat wij met de Nassauprijs te laat
zijn.
Hierna wordt de discussie gesloten.
6.s. HOOFDSTUK IX: SOCIALE ZORG EN MAATSCHAPPELIJK
WERK.
De heer KOERTSHUIS: Van de wethouder zou ik graag wat infor
matie willen hebben over het maatschappelijk werk ten aanzien van
het woonwagencentrum. Ik heb hierbij een tweetal zaken op het oog,
namelijk: kan de wethouder in het kort schetsen hoe het op dit moment
staat met het functioneren van het maatschappelijk en het sociaal-cul
tureel werk op het centrum? Ligt het gedeeltelijk stil, zijn er vakatures
of functioneert het naar tevredenheid? De tweede kwestie is een urgente.
Onlangs kwam in het nieuws dat de minister van cultuur, recreatie en
maatschappelijk werk voornemens is de subsidiëring van het maatschap
pelijk werk op het woonwagencentrum stop te zetten en wel met in
gang van 1 januari 1973. Wat gaat er dan gebeuren? Zal een en ander
niet van invloed zijn op de begroting 1973? Wie zal het maatschappelijk
en het sociaal-cultureel werk per die datum gaan verrichten? Ik geloof
dat het tijd is dat de maatschappelijk werkers in het kamp weten wat
er met hen over een maand gaat gebeuren.
Wethouder DE RAAFF: Volgens mijn informaties werken op het
centrum thans twee mensen in de sector van het maatschappelijk werk,
een voor het algemeen maatschappelijk werk en een voor het sociaal-
cultureel werk. Met betrekking tot de subsidiëring van dit werk krijg
ik de indruk dat de heer Koertshuis vraagt naar de bekende weg. On
langs hebben wij over deze kwestie een bespreking gehad met de Stich
ting Woonwagenwerk, het bestuur van de gemeenschappelijke regeling
en het K. I. M. om ons te beraden over hetgeen moet worden gedaan.
Op 12 december a. s. zal een tweede gesprek plaatsvinden.
Verder kan ik hem nog zeggen dat mij geen enkele klacht heeft
bereikt over het functioneren van het maatschappelijk werk op het cen
trum. Met hem ben ik van mening dat de mensen die daar werken op
korte termijn moeten weten wat er gaat gebeuren. Daartoe dient onder
andere de bespreking op 12 december.
De heer KOERTSHUIS: Daar de tijd dringt, zou ik graag na 12
december worden geïnformeerd. Kan dat?
Wethouder DE RAAFF: Ja.
Hierna wordt de discussie gesloten.
6. t. HOOFDSTUK X: ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN.
De heer VAN BANNING: Het is mij een genoegen dat ik mede
namens de heer Dees mag spreken. De raad weet dat zowel de heer Dees
als ik als commissaris van de BRIM door deze raad met een bijzondere
verantwoordelijkheid is belast. Wij beiden hebben met bijzonder grote