1431
24 NOVEMBER 1972
instemming naar de woorden van de wethouder van economische zaken
geluisterd. De wethouder heeft namelijk de problematiek rond de grond
verwerving heel nadrukkelijk bij de algemene beschouwingen aan de
orde gesteld. Het is voor deze wethouder een bijzondere zware taak
om de industrievestiging te bevorderen als hij beschikt over een appa
raat hetwelk naar onze opvattingen onvoldoende geëquipeerd was, ter
wijl daarnaast onvoldoende industrieterrein ter beschikking staat. Ge
lukkig is met het opzetten van een bureau economische zaken een aanv ang
gemaakt, zodat wij mogen hopen dat er in de toekomst meer aandacht
zal worden besteed aan de ontwikkeling op dit gebied. Overigens doet
dit niets af aan de grote waardering die de raad van commissarissen van de
BRIM heeft voor het vele werk dat wordt gedaan. Dit geldt ook voor de
heer De Bekker van de afdeling stadsontwikkeling die met ingang van
16 december is benoemd tot burgemeester van een Brabantse gemeente.
Een bureau economische zaken is evenwel niet voldoende. Aan de
BRIM zullen ook middelen beschikbaar moeten worden gesteld. Wij
hopen dan ook dat de raad, voor zover dat in zijn vermogen ligt, in de
toekomst alle medewerking zal verlenen tot verkrijging van industrie
terreinen en eventueel van financiële middelen. Het creëren van indus
trie is niet een doel op zichzelf, maar de werkgelegenheid die daardoor
wordt geschapen des te meer.
Ik wil besluiten met u dank te zeggen voor de voortreffelijke
manier waarop de industriedag is georganiseerd. Het is verheugend te
constateren dat een groot aantal leden heeft deelgenomen aan de dis
cussies, aan de excursie en heeft kennisgenomen van de problematiek
die rond de industrievestiging in Breda bestaat. Zorgvol is dat in het
investeringsplan pas over enkele jaren gelden worden uitgetrokken
voor de aanleg- en grondkosten van wegen.
De heer CRUL: Ik zou graag een korte vraag aan de wethouder
van economische zaken willen stellen. Is het zo dat wij, wanneer wij
de begroting economische zaken aannemen, besluiten de exploitatie
van Het Turfschip voort te zetten?
De heer DEES: Ik behoef niet meer te spreken over de industrie
vestiging, want de heer Van Banning heeft dat reeds op voortreffelijke
wijze gedaan. Wel wil ik nog opmerken dat de economische aangele
genheden jarenlang de appendix van de begroting, de begrotingsbehan
deling en het gemeentelijk beleid zijn geweest. Ik waardeer het dat daarin
nu, ook in deze raad, enige verandering komt.
Vervolgens wil ik nog enkele opmerkingen maken over hef beleid
ten aanzien van de middenstand. Daarbij dient naar onze mening voor
op te staan dat hier een integratiebeleid wordt gevoerd, een beleid dat
bestaat uit het integreren van de belangen van het midden- en klein
bedrijf in het totale gemeentelijke beleid en derhalve in die onderdelen
van het beleid die niet behoren tot de competentie van de wethouder van
economische zaken. Dat betekent dat bij zaken betreffende ruimtelijke
ordening, stadsreconstructie, verkeer en vervoer en ook bij de opstelling
van verschillende verordeningen grote aandacht moet worden besteed aan
de problematiek van de middenstand. Ik geloof dat deze wel de aandacht
van het college heeft, maar met de heer Jansen ben ik van mening dat
de wijze waarop en de onderwerpen waarover contacten met de midden
standsorganisaties plaatsvinden nogal eens aanleiding geven tot onduide
lijkheid en misverstanden. Dat heeft verschillende oorzaken en het is
ook verklaarbaar; in de eerste plaats omdat het beleid ten aanzien van