1435 24 NOVEMBER 1972 Persoonlijk geloof ik dat de suggestie van de heer Spanjer u moet aan spreken en ik hoop derhalve dat u haar wil overnemen. De heer SANDBERG: Ook wij sluiten ons gaarne aan bij de woor den van de heer Spanjer. Wanneer hetgeen hij voorstelt wordt verwezen lijkt, zou daarmee een oude wens van ons worden vervuld. De heer VON SCHMID: Wij sluiten ons eveneens graag bij het voorstel van de heer Spanjer aan. De heer VAN OS: Ik wil beslist niet achterblijven.' De heer JANSEN: Ik ook niet.' Wethouder BROEDERS: Ik zit een beetje in dubio. Over een be lastingaangelegenheid moet de wethouder van financiën het woord voe ren, maar als men uitgaat van het destijds gehouden betoog van de heer Van der Werff, hoort de hondenbelasting tot de cultuur, omdat honden een van de cultuuraspecten van de mens van vandaag zijn, In dat geval zou wethouder Mans moeten antwoorden en voor verwe zenlijking van de suggestie de dekking moeten aangeven. Als de hon denbelasting evenwel wordt gekoppeld aan de onroerend-goedbelasting, zal ik moeten antwoorden. Wij hebben nu de mening van verschillende raadsleden gehoord. Bij de behandeling van de invoering van de onroerend-goedbelasting zal het college zeker antwoord geven op de suggestie die vanuit de raad is gekomen. De VOORZITTER: Dat lijkt mij een heel mooi antwoord. De heer QUADEKKER: Maar wij hebben niet gevraagd of wij er d4n antwoord op krijgen.' Wij willen graag weten of het college gene gen is bij de invoering van het onroerend-goedbelasting de hondenbe lasting af te schaffen. Wethouder BROEDERS: Ik moet antwoorden dat de invoering van de onroerend-goedbelasting niet zonder meer inhoudt dat er een ver ruiming van de financiële mogelijkheden ontstaat, dat wil ik even vaststellen. Er kunnen verschillende methodieken worden gevolgd. Bij de onroerend-goedbelasting kunnen wij verder gaan dan de wet aangeeft, maar stel dat de raad besluit dat deze zo gefaseerd moet worden ingevoerd dat geen verruiming ontstaat, dan moet daarmede rekening worden gehouden bij de besluitvorming ten aanzien van de afschaffing van de hondenbelasting. Wij zouden kunnen afspreken dat wij de afschaffing behandelen op het moment waarop door middel van de onroerend-goedbelasting die verruiming wel wordt bereikt. De heer KROON: Het wordt dan zuiver een kwestie van of je door de hond of door de kat gebeten wordt.' Hierna wordt de discussie gesloten. 6.v. HOOFDSTUK XII: KASVOORZIENINGEN. Zonder discussie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1435