1443
4 DECEMBER 1972
missie te attenderen. Daarbij komt dat dat volgens de verkregen infor
matie de huuradviescommissie niet de moeite heeft genomen overleg
tot stand te brengen tussen huurder en verhuurder. Dit overleg wordt
in de uitvoeringsregels van de minister duidelijk als een mogelijkheid
gezien om tot een vergelijk te komen. Als volksvertegenwoordiging
zouden wij nog het volgende willen opmerken. In de eerste plaats zou
den wij ons vanuit die positie willen afvragen of het nog wel verant
woord is een maatregel uit te voeren, die opgelegd is door een rege
ring waarvan een zo groot deel van de partijen een nederlaag heeft
geleden, terwijl het vaststaat dat de mogelijke nieuwe regering van
de drie progressieven deze huurharmonisatie op sociale gronden door
andere, rechtvaardiger huurmaatregelen zal vervangen. In de huidige
situatie lijkt ons ook het feit belangrijk dat, nu er een nieuwe regering
aan bod moet komen, volgens de beschikbare informatie de KVP ook
afstand heeft genomen van alle andere partners die deze partij tot nu
toe in de regering heeft gekend. In de plannen die wij vanavond be
spreken kan ook die zaak van belang zijn. Het is een politieke zaak,
die naar mijn mening echter doorwerkt naar de gemeentelijke beslis
singen.
Tot slot willen wij opmerken dat door de huurharmonisatieregelen
de gemeenten en de woningbouwverenigingen de mogelijkheid ontnomen
wordt om hun plicht tot het voeren van een sociaal huisvestingsbeleid
te doen. Deze plicht is naar onze mening uitdrukkelijk in de voorwaar
den voor de overheid als goede verhuurder opgenomen. Wij willen in
eerste instantie de antwoorden afwachten.
De heer GEENE: De heer Crul heeft deze zaak terecht in een lan
delijke context geplaatst. Deze zaak kan eigenlijk niet in de gemeen
te worden opgelost. Een discussie over de huurharmonisatie in deze raad
zal niet bijzonder veel effect hebben. De heer Crul heeft over bijkomen
de zaken gesproken, waarin wij hem gedeeltelijk kunnen volgen. De
problematiek is te gecompliceerd om op gemeentelijk niveau opgelost
te kunnen worden. Een andere zaak is het feit dat wij ons net zo goed
als de heer Crul bezorgd maken over het tekort aan betaalbare woningen;
wij maken ons hierover meer ongeruster dan over het woningtekort als
zodanig. Ook dit is een landelijk probleem; het is echter bekend dat
in Breda onaanvaardbare toestanden heersen. In dit licht gezien is het
goed dat deze raad een steuntje bijdraagt aan de algemene opinievor
ming. Wat is namelijk het geval? De regering heeft in haar taakstelling
aan haar streven naar betere volkshuisvesting een hoge prioriteit gege
ven. De doelstelling was het realiseren van passende en betaalbare wo
ningen voor alle bevolkingslagen. Bij deze doelstelling past een goed
werkend huur- en subsidiebeleid. Als wij ons toch met deze problema
tiek bezighouden, is het nuttig na te gaan wat er in feite met de volks
huisvesting aan de hand is. Nog steeds leeft de indruk dat wij in ons
land bezig zouden zijn de door de oorlog ontstane achterstand in te
halen. De feiten zijn echter dat door de gestegen welvaart en de gro
te sociale zekerheid vroeg wordt getrouwd, dat wij langer leven en dat
vroeger samenwonende huishoudens uiteenvallen en verschillende wo
ningen betrekken. Voor de oorlog bedroeg het gemiddelde aantal be
woners per woning 4,22; thans is dit gemiddelde 3,2. Alles wijst er
op dat dit gemiddelde nog verder zal afnemen tot wellicht 3 of 2,8
per woning. Voor de oorlog woonde 30% der bewoners met anderen