1459
4 DECEMBER 1972
wel; men komt dit ten aanzien van de huisvestingsproblematiek in
Breda duidelijk tegen. Men pleit voor het in het leven roepen van
huurdersverenigingen enzovoort. Wij zullen de laatsten zijn om dat
niet toe te juichen; men kan dan ordentelijker praten over de proble
men die zich in de verschillende portefeuilles bevinden.
De huurder en verhuurder moeten overeenstemming bereiken.
Dit is niet mondeling vastgesteld, maar via het schrijven van de di
recteur van openbare werken. Als de huurder problemen zag, bestond de
procedure van bezwaar maken. Nu komt de heer Crul bij een moeilijk
punt. Hij zegt dat de huuradviescommissie niet heeft gefunctioneerd.
Dit standpunt kan men innemen. Dezelfde opmerkingen als die, welke de
heer Crul heeft gehoord, heb ik gehoord vanuit het Heuvelkwartier. On
danks het feit dat men dit zegt, is noch de raad noch het college bevoegd
een waardeoordeel uit te spreken over het reilen en zeilen van de huur
adviescommissie. De heer Crul suggereeert ook in zijn betoog in tweede
instantie dat de minister de gemeente opdraagt een plan te maken, dat
hij dan wel zal beoordelen. Dat is een vrij grove benadering van de
feiten. De minister draagt het college van burgemeester en wethouders
volgens de wet op een plan te maken. Dat plan moet opgesteld worden
volgens door de minister gegeven richtlijnen. Die richtlijnen hebben
natuurlijk een zekere vrijblijvendheid in zich. In theorie is het mogelijk
een gans ander systeem te vinden dan de minister in zijn circulaire aan
geeft. Het is echter duidelijk, omdat noch het college van burgemeester
en wethouders noch de gemeenteraad naar de minister beslist, welke
kant die beslissing op zal gaan. In feite is de speelruimte van het col
lege van burgemeester en wethouders zeer beperkt.
De voorlichting is volgens de heer Crul onvoldoende geweest. Ik
heb dat ook uit bestaande contacten opgemaakt. Na de schriftelijke
voorlichting per circulaire van het departement en na onze eigen schrif
telijke voorlichting, waarover ik u verteld heb, hebben wij in contact
met alle actiegroepen geprobeerd, met het meenemen van ambtenaren
van het woningbedrijf en van de afdeling stadsontwikkeling, uit te leg
gen wat de huurharmonisatie nu eigenlijk behelst. Wij hebben dit avond
aan avond gedaan. Wij hebben gezegd dat men, als men nog niet genoeg
was voorgelicht, terecht kon bij het bureau huisvesting en bij het woning
bedrijf op openbare werken. Ik kan mij voorstellen dat dit niet ideaal
is geweest. Ik verzoek de heer Crul en de raad daarom mee te denken in
een systematiek, die wél zoden aan de dijk zet. Daardoor moet het mo
gelijk worden dat wij de bewoners op een verstaanbare manier rechtstreeks
kunnen benaderen.
De heer Crul pleit voor marges in het puntenstelsel. Hij gebruikt
met name het woord, waarin juist een marge voorzien wordt. Hij heeft het
over de ligging. Als men het puntenstelsel beziet, ziet men juist ten aan
zien van de ouderdom en van de ligging van woningen die differentiatie,
die de kwaliteit van de ligging en de leeftijd van de huizen terugbrengt
in een te kiezen systeem.
De heer CRUL: Ik heb bedoeld te zeggen dat die marge juist aan
het college de mogelijkheid heeft gegeven een eigen beleid te voeren.
Wethouder VAN DUN: Om die reden hebben wij de marges ook
driftig gebruikt. De heer Crul heeft ook gezegd dat het overleg tussen
huurder, verhuurder en huuradviescommissie, zijnde een procedure
die de huuradviescommissie kan volgen, niet tot stand is gekomen.
Dat is inderdaad zo. Dit behoort ook weer tot de competentie van de