4 DECEMBER 1972 1460 huuradviescommissie. Ik vind het wel plezierig dat wij, als gemeente van verhuurder, de huurders in veelheid en in actiegroepen gevonden hebben. Het resultaat daarvan is de toezegging van mijn kant om in november met de raad te gaan praten over de onderhoudssituatie van de huizen. Die toezegging heb ik in januari gedaan. Wij hebben dit inderdaad gedaan aan de hand van de nota huisvesting. Tenslotte kunnen de gemeenten naar mijn smaak geen of een zeer beperkt eigen beleid voeren. De heer Roozeboom heeft de heer Crul reeds geantwoord op zijn laatste opmerking; het is natuurlijk wèl een kwestie van kostprijs, omdat de minister die de huren vaststelt bij het begin uitgaat van een huurprijs, die in overeenstemming is met de stichtingskosten van de woning. Als zodanig speelt de kostprijs uiteraard op dat moment wel mee. De huurharmonisatie brengt variaties aan op het oude thema van een huur, die in overeenstemming is met de stich tingskosten; dit punt is duidelijk aan de orde. Ik kom op de moties van de heer Crul straks nog terug. De heer Van Os is van mening dat correcties binnen de marge van de speelruim te moeten kunnen worden aangebracht. Ik geef hem groot gelijk als hij zegt dat de nieuwbouw prijzen in Breda hoger liggen dan die om Breda. Dat ben ik geheel met hem eens; de prijzen in Breda liggen hoger dan die in Nieuw-Ginneken, Prinsenbeek, Teteringen en Terheyden, De prijzen in Breda liggen echter lager dan die in Rotterdam en in Utrecht. De heer VAN OS: Rotterdam heeft ook om ontheffing gevraagd.' Wethouder VAN DUN: Ja, Het nare is alleen dat de ontheffing volgens onze informatie niet verleend is. Rotterdam harmoniseert de huren dus. De heer Roozeboom vraagt wat de budgettaire consequentie is, als de moties worden goedgekeurd. Ik heb duidelijk gezegd dat op onze begroting 1972 en 1973 een post staat voor de verplichte storting in de risicoreserve. Op die risicoreserve kom ik straks nog terug. Wan neer de huurharmonisatie geëffectueerd is en wordt, nemen de stortin gen uit onze middelen in de risicoreserve af, omdat de meeropbrengsten uit de huurharmonisatie rechtstreeks in de risicoreserve vloeien. Aan het adres van de heer Von Schmid moet ik zeggen dat de risicoreserves juist worden gebruikt om het onderhoudsplan en het verbeteringsplan te effectueren. Daarvoor zijn de risicoreserves bestemd. De heer Von Schmid vraagt naar de mogelijkheden van de ont heffing. Ik moet hem op één punt corrigeren. Hij zegt dat het feit, dat in deze interpellatie naar voren is gekomen dat de woningen gebreken vertonen, een winstpunt is. Dat is naar mijn mening niet het geval. De gebreken, die de woningen vertonen, zijn gelukkig reeds eerder in het licht gesteld. Het is plezierig dat, voordat deze interpellatie gehouden is, reeds met de raad is gepraat over het plan om het bestaande woning- bezit preventief te gaan onderhouden. Tenslotte kom ik bij de twee moties van de heer Crul, die ook door anderen ondertekend zijn. Ik wil daarover enkele korte opmerkin gen maken. In de eerste plaats is de opmerking, dat in het systeem van bevoegdheden en opdrachten van de minister duidelijk de ontheffing niet is ingebouwd, enigszins formeel. Wij moeten deze opmerking echter wel meetellen. Deze zaak is dus niet formeel geregeld; men kan in fei te echter van alles ontheven worden, als men daarom verzoekt. Het lijkt mij een vrij zinloos gebaar, als wij de wet en met name artikel 68-A van de Woningwet lezen. Als wij de uitvoeringsbevoegdheid van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1460