1463 4 DECEMBER 1972 De VOORZITTER: Ik doe niet anders dan de raad vragen hoe die over de moties denkt. Dat is dus precies hetzelfde als hetgeen u verlangt. Ik heb u zoeven duidelijk gemaakt dat over de verdere behandeling kan worden gediscussieerd. Ik vraag dus het oordeel van de raad over de mo ties. Ik dacht dat ik wat dat betreft precies in uw lijn handelde. Wat verder eventueel zal gebeuren, zal door de raad moeten worden beslist. Wenst men over de moties nog iets te zeggen? De heer VAN CAULIL: Het is de heer Crul niet duidelijk dat wij op verschillende punten met hem van opvatting verschillen. Onze me ningen over de motie kunnen toch verschillen? De heer Crul neemt het voorstel van de heer Geene niet over. Hij moet de consequenties nemen. Het is duidelijk dat wij veel begrip tonen voor de mensen, die hier hun belangen naar voren brengen. Wij willen hun belangen ook dienen. Wij willen dit echter op een andere wijze doen. Hier komt een afkeuring van een beleid naar voren, waarmee men moeilijkheden heeft. Is het nu noodzakelijk op deze manier te handelen? Waar is het de betrokkenen om begonnen? Zij willen dat de noodzakelijke verbeteringen worden aan gebracht. Zij hebben geen interesse voor een politiek spel. Dat bedoelen wij. De betrokkenen willen hun belangen naar voren brengen; zij willen echter niet meespelen in een politiek spel. Als de heer Crul dat zou be grijpen, dan zouden wij straks op een prettige manier met elkaar kunnen spreken en tot een overeenkomst kunnen komen. De heer VON SCHMID: Het gaat om de moties. Ik meen dat ik dat goed begrepen heb. Ik vind het belangrijk dat daaromtrent duidelijk heid bestaat. De heer Geene zou gaarne uitstel zien, omdat hij nadere inlichtingen wil verkrijgen. Ik heb in tweede instantie gevraagd wat een ontheffing zou inhouden. Wat zou dit voor eventuele gevolgen heb ben? De wethouder heeft daarop naar mijn smaak zeer duidelijk geant woord. Het zou volgens hem een zinloos gebaar zijn. Als dit inderdaad een zinloos gebaar is, ben ik van mening dat wij de moties niet moeten aannemen. Misschien kan de wethouder dit punt nog nader toelichten; dit zou ook voor de andere aanwezigen prettig zijn. Eén ding staat voor op. Het gaat nu om het belang van de bewoners. Hebben zij er baat bij dat men hier een soort zinloze slag in de lucht doet? Ik zie dat niet zit ten. Ik kan mij voorstellen dat de emoties van de betrokkenen op dit moment vragen om een "gebaar" van de raad. Zo zou men er waarschijn lijk op een gegeven moment, als men over een bepaalde situatie veront waardigd is, zelf ook over denken. Het moet echter wél zin hebben. Als de wethouder bij het standpunt blijft dat het gebaar volkomen zin loos is, bestaat aan dergelijke moties geen behoefte. Ik wil in dat geval tegen de moties stemmen. Ik wil nog iets zeggen over een opmerking van de wethouder. Na tuurlijk waren de gebreken reeds eerder bekend, zeker aan de inwoners zelf. Het gaat er om dat in de raad van verschillende kanten nog eens heel duidelijk is gesteld dat er iets moet gebeuren. De wethouder stelt dit ook centraal. Als de huurharmonisatie wordt doorgevoerd, zullen de gebreken centraal staan in het beleid van de gemeente ten opzichte van de woningen. Dat is een zeer belangrijk punt. Tenslotte spreekt de wethouder over de bevoegdheid van het col lege in dit geval. Daar kan men naar mijn mening nauwelijks tegenin gaan. Op een gegeven moment hebben wij te maken met een "uitvoe ringswet". Wij kunnen er eindeloos over discussiëren of dit terecht of ten onrechte het geval is. Het is nu eenmaal zo in de wet geregeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1463