143 17 FEBRUARI 1972 De huisvestingsproblematiek kan aan de orde komen en de raadsleden kunnen erop ingaan naar ik aanneem. Daartoe is dan ook alle aanleiding. De nota over de huisvestingsproblematiek was een gevolg van het verlangen van de raad om de problemen eens een keer op een rij gezet te zien en dat verlangen volgde weer uit de overtuiging die bij alle raadsleden leeft aat er grote woning nood heerst in onze stad en dat wij die opgelost wensen te zien. Zijn de raadsleden overtuigd van die grote woningnood, ja of nee? Die vraag werd ook in de zomer van 1970 gesteld. Toen was er een aantal maatschappelijk werkers die verontrust waren en die pamfletten uit deelden in de raad. Een klein citaat uit dat pamflet van 1970 wil ik u niet onthouden. Daarin staat: "Van de gemeentelijke autoriteiten en van degenen die met hen verantwoordelijkheid dragen zou verwacht mogen worden dat zij aandacht hebben voor de woningproblemen, waar grote groepen van de bevolking dag in, dag uit mee geconfron teerd worden. Uit de gang van zaken gedurende de raadsvergaderingen moet men echter vaak de conclusie trekken dat deze verwachting ken nelijk te hoog gegrepen is. Men houdt zich daar liever bezig met pro jecten die de stad Breda naar buiten toe een prettig image moeten geven. Wij noemen in dit verband het Turfschip, het hoogspoor, de plannen tot realisering van het civic-centre, een centraal antenne systeem. Dat was in 1970, maar het zou evengoed vanavond geschreven kunnen zijn. Wat is er sindsdien veranderd? Aan de agenda van van avond te zien niet al te veel. En aan de woningnood? De politieke partijen zijn erin gesprongen tijdens de verkiezingen, de fractie voorzitters zijn erin gesprongen bij de begrotingsdebatten en de dienst van openbare werken is erin gesprongen en heeft een aantal plannen opgesteld met het doel een paar oude stadswijken behoorlijk op te knappen. Dat heet dan "renoveren". Het voorstel waarmee wij nu bezig zijn is een onderdeel van die plannen. Dat renoveren is noodzakelijk omdat veel oude stads wijken, de zogenaamde saneringswijken, totaal vervallen zijn. Lange tijd was het beleid erop gericht die wijken te zijner tijd af te breken en daarom achtte men het onderhoud van de woningen niet nodig. Nu is gebleken dat de goedkope woningen in het oude woningbestand niet gemist kunnen worden, maar de eigenaren -- i.e. vaak de gemeente zitten met een geweldig brok achterstallig onderhoud. Ik wil er dan ook op wijzen dat het opknappen van de woningen en het uitvoeren van het achterstallig onderhoud geheel voor rekening en verantwoor ding van de gemeente zouden moeten komen. Er is echter een andere weg. Men spreekt van "renovatie" en de laatste tijd ook van "rehabilitatie", woorden die naar mijn gevoel de feitelijke verantwoordelijkheid versluieren, maar dan kan er geldelijke steun komen van de rijksoverheid. Die weg heeft de gemeente Breda gekozen, mede in verband met de eigen precaire financiële situatie en al doende blijkt dat men er ook wel aan kan beginnen, maar dat men er niet uit komt. Die procedures -- mevrouw Stockmann heeft het ook al gezegd -- lopen eindeloos en zijn volmaakt ondoorzichtig. Intussen is de bevolking van die wijken in actie gekomen. De renovatieplannen zijn eindeloos besproken met de bewoners en spoedig herstel van de huizen wordt de bewoners in het vooruitzicht gesteld. Daarover is in sommige gevallen anderhalf jaar gepraat en nu blijkt dat er nog niets is gebeurd en dat er geen zicht is op een begin van de werkzaamheden, maar inmiddels blijft het normale onderhoud van de huizen achterwege.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 143