1465 4 DECEMBER 1972 met het wezen, de uitvoering en de beschikking van deze wet niet ge lukkig zijn» Dat lijkt mij bijzonder zinvol. Het protest is voornamelijk gericht tegen het feit dat wij een voorschot vragen op onderhoud, dat nog verricht moet worden. Dit gebeurt slechts in bepaalde gevallen. Ik acht dat onjuist. Nergens wordt aanvaard, dat men eerst moet be talen voordat er iets verbeterd wordt. Daarom zal ik voor de moties stemmen. De VOORZITTER: Men heeft een duidelijke bepaling van stand punten tot uitdrukking gebracht. Ik wil daarover nog het volgende zeg gen. Over het standpunt van het college kan geen verschil van opvat ting bestaan. De indieners van de moties vragen een uitspraak van de raad over de beide moties. Het voorstel van de heer Geene zal dus niet doorgaan. Wanneer men in deze termijn uitgesproken is - ik spreek niet meer over het aantal termijnen - zou ik nog de gelegenheid willen geven aan de heer Van Dun tot het maken van een korte opmerking, in dien hij daartoe in staat en bereid is. Daarna wil ik overgaan tot stem ming over de beide moties, in de volgorde van de huurharmonisatie van 1972-1973. Hierbij moeten wij de daarbij gemaakte aantekeningen niet vergeten. Wethouder VAN DUN: Ik wil nog een korte opmerking maken over hetgeen de heren Von Schmid, Kroon en Van Duijl gezegd heb ben. Ik wil nog eenmaal voor alle duidelijkheid de zienswijze van het college in verband met de zinloosheid van de moties duidelijk maken. Er bestaat een artikel 68-A van de Woningwet. Dit artikel houdt in dat minstens éénmaal per drie jaar de huren moeten worden bijgesteld. Volgens een procedure, die de minister ons in zijn aanschrij ving doet toekomen, moet dit gedaan worden door het college van bur gemeester en wethouders; daarna stelt de minister de huren vast. De minister maakt van zijn bevoegdheid gebruik en hij vertaalt die be voegdheid in een harmonisatieregeling. Wij willen die regeling uitvoeren en tegelijkertijd om ontheffing vragen. Wij vragen ontheffing van iets, dat de minister nadrukkelijk gesteld heeft» Ik ben het met de heer Van Os eens dat men, als men tegen de huurharmonisatie is, kan protesteren in de richting van de hogere overheid. Van dit protest hebben de op de publieke tribune zittende, applaudiserende bewoners geen enkel voor deel, Daar gaat bet mij om, Dar is punt één. Waar het dan eigenlijk om gaat? Het gaat naar mijn mening om twee dingen. In de eerste plaats moeten wij het belang van deze maat regel, hoe merkwaardig en hoe onsympathiek ook, inzien; het gaat niet om een gelijkschakeling, maar om een met elkaar in evenredigheid brengen van huren van nieuwe en oude woningen. Deze zaak is sociaal rechtvaardig» In de derde plaats gaat het er tegelijkertijd om dat wij elkaar tijdens de begrotingsbehandeling verplicht hebben het onderhoud en de verbetering van de woningen, waar het hier om gaat, op energieke wijze aan te pas sen. U weet om welke bedragen het gaat; u weet waarvandaan het geld moet komen. Dit is een opmerking in de richting van de heer Von Schmid. De heer VAN OS: Maar het geld moet niet hiervandaan komen.' De VOORZITTER: Dames en heren. Wi.lt u zich niet in de discussie mengen? Buiten kunt u straks alles zeggen wat u wilt. De heer Van Dun kan zijn betoog vervolgen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1465