1467 4 DECEMBER 1972 De VOORZITTER: Ik stel u voor hiermee de interpellatie als be ëindigd te beschouwen. Ik neem aan dat de heer Crul een voorstel van orde wil doen. De heer CRUL: Dat zou ik inderdaad willen doen. Ik heb dit reeds aan het begin van mijn betoog aangekondigd. Wij waren niet in het bezit van de antwoorden van het college op de vragen, die in de interpellatie zijn gesteld. Om die reden konden wij ons standpunt pas in derde instantie bepa len, nadat de beslissing over de moties bekend was. Wij hebben gevraagd om een principiële uitspraak van de raad over de kwestie van de huurhar- monisatie. Nu die uitspraak gedaan is, vind ik het noodzakelijk verder te debatteren over de huurharmonisatie. Wij hebben nu in meerderheid de huurharmonisatiemaatregelen aanvaard. Wij vinden het noodzakelijk daarna nog in te spelen op de zaken, die in de huurharmonisatie ge speeld hebben. De VOORZITTER: Er is een interpellatie aan de orde geweest. Daarop is op passende wijze geantwoord door het college van burgemees ter en wethouders. Er zijn moties op tafel geweest. Wij hebben over de ze kwestie in minstens drie instanties gesproken. Ik begrijp niet waarom op dit moment over het vraagstuk van de huurharmonisatie verder gedis cussieerd zou moeten worden; het dringt niet tot mij door, maar dat zal wel aan mij liggen. Ik stel u voor dat niet te doen. Ik zie de reden daar van niet. De heer Crul heeft iets dergelijks bij mijn weten niet aangekon digd. Er is gelegenheid te over geweest om over deze zaak te discussië ren. Ik sta op het standpunt dat het voor dit moment voldoende geweest is. Ik weet niet of de raad mijn oordeel onderschrijft. Als de heer Crul een ordevoorstel doet en daarover een uitspraak van de raad verlangt, is dat natuurlijk toegestaan. De heer CRUL: Ik wil u voorstellen opnieuw twee instanties met betrekking tot de huurharmonisatie in te lassen. De VOORZITTER: Daarvoor heb ik geen enkele reden. Men kan iets dergelijks van een voorzitter niet verwachten. Wanneer de heer Crul een ordevoorstel indient en wanneer de raad op deze wijze verder wenst te discussiëren, dan bestaat daarvoor natuurlijk een mogelijkheid. Ik heb echter geen enkele reden om de raad een dergelijk voorstel te doen. Wenst de heer Crul een uitspraak van de raad over deze aangelegenheid? De heer CRUL: Als u het mij toestaat, wil ik mij nader verklaren. Ik heb zoëven gezegd dat wij een principiële uitspraak gedaan hebben; daarbij spelen de landspolitiek en de lokale politiek een rol in verband met de vraag, of wij de huurharmonisatie wel of niet doorvoeren. Nu dit standpunt op tafel ligt, moeten wij de meerderheid van de raad volgen. De huurharmonisatiemaatregelen worden doorgevoerd! Wij willen echter ingaan op de uitvoeringsregels, zowel op die per 1 april 1972 als op die per 1 april 1973. Wij vinden het noodzakelijk dat daar over nu gesproken wordt. Wij kunnen ons dan concreet richten op de huurharmonisatie en op alle uitvoeringsregels daarvan. De VOORZITTER: Ik heb heel goed begrepen dat de landspolitiek aan de orde geweest is; ik weet ook dat betreffende de uitvoeringsregels reeds afspraken gemaakt zijn. Ik zie geen reden u voor te stellen het debat opnieuw te openen. Wil de raad zich daarover uitspreken? De heer VAN DUUL: Ik heb daartegen veel bezwaar. De raad is op iets dergelijks niet voorbereid. Als de heer Crul een verdergaand

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1467