4 DECEMBER 1972 1468 debat in de raad wenst, hebben wij daartegen op zichzelf geen bezwaar. Het zou echter zinvol zijn dit op de agenda te plaatsen van de eerstvol gende vergadering; daartoe moet eerst een verzoek worden ingediend. De VOORZITTER: Ik geloof niet dat wij nu nog veel aan elkaar moeten vragen. De heer VON SCHMID: Ik wil geen stemverklaring afleggen, maar iets zeggen over het verzoek of het voorstel van de heer Crul om over deze zaak .verder te praten. In eerste instantie ben ik het met de heer Van Duijl eens; bovendien heeft u woorden van gelijke strekking gesproken. Na alles wat over deze zaak is gezegd, zou men op het eer ste gezicht zeggen dat iets dergelijks in het geheel niet aan de orde is. Ik vind het onplezierig dat wij op het ogenblik in een bepaalde situatie worden "gewrongen"; dit gebeurt wel eens meer in de raad. Er wordt veel gewerkt met principiële uitspraken en vragen. Wij zijn het er al len over eens dat de woningen zo goed mogelijk moeten zijn. Daarover bestaat geen enkel verschil van mening. Het gaat alleen om de vraag of wij op zinvolle wijze handelen. De heer CRUL: U heeft het zoeven goedgekeurd.' De heer VON SCHMID: Mag ik even uitspreken? De heer Crul doet voortdurend principiële uitspraken. Dat begint mij in zodanige mate te irriteren, dat ik wil opmerken dat de heer Crul, wanneer hij een uitspraak vraagt van de raad en van het college, moet incalcule ren dat hij mede verantwoordelijk is voor dit college en voor deze raad, waarin hij vertegenwoordigd is. De heer Crul kan hier niet voortdurend principiële uitspraken doen. Wij zijn allen bezig met het zoeken naar een oplossing. Juist in verband met het feit dat hierbij vele mensen nauw betrokken zijn, kan ik mij voorstellen dat de heer Crul de gele genheid wil hebben daarover vanavond nog iets te zeggen. Ik vind het persoonlijk jammer dat de heer Crul dit vraagt. Ik ben echter van me ning dat de heer Crul de kans moet krijgen. De VOORZITTER: Ik zou de discussies over deze aangelegenheid willen sluiten. Ik zie persoonlijk geen reden om het debat op dit mo ment voort te zetten. Naar mijn mening is er voldoende gediscussieerd; alles is uit de verf gekomen. Er zijn moties ingediend en verworpen; de interpellatie is uitvoerig behandeld. Als de heer Crul een ordevoorstel zou doen, zou ik dat in stemming kunnen brengen. Als dat niet het ge val is, sluit ik de discussies. De heer CRUL: Ik dacht dat ik u een ordevoorstel had gedaan.' De VOORZITTER: Dat wordt hierbij dus bevestigd. Ik zal nu de vraag aan de raad voorleggen of wij het debat over de huurharmonisatie moeten voortzetten, gezien de interpellatie, gezien de behandeling van de beide moties, gezien de opvattingen van het college van burge meester en wethouders en gezien de uitspraak van de raad met betrek king tot de beide moties. Ik wil daarover een uitspraak van de raad uitlokken. Wij zullen nu tot stemming overgaan. U bent op de hoogte van het probleem. Ik trek een nummer. Men kan zich dus vóór de voortzetting van het debat of daartegen verklaren. Ik heb nummer 37 getrokken. Nummer 37 is niet aanwezig; ik zal opnieuw trekken. Ik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1468