1482 4 DECEMBER 1972 opgenomen prijzen haalbaar zijn en of wij gronden uitgeven in de mate die hier aan de orde is. Het plan Koegenboeg zal volgens het goedge keurde bestemmingsplan worden gerealiseerd. Het is mogelijk dat wij over enige tijd met de raad, de stedebouwkundige adviesraad en de raadsafdeling op basis van nieuwe inzichten omtrent de binnenstad kunnen gaan praten over een genuanceerder functie voor dit terrein. Tegen die achtergrond is de exploitatieopzet onzeker. Er is inderdaad een geraamd tekort en als dat tekort werkelijkheid wordt zal het ten laste van de algemene dienst komen. De heer Van Merkom heeft gevraagd naar de kosten van het bouw- rijpmaken. Hij vraagt of de kredieten al verleend en goedgekeurd zijn. Ik weet dat niet uit het hoofd, maar bij dit soort projecten kunnen wij vrijwel zeker zijn van financieringsmogelijkheden en van de goedkeu ring van gedeputeerde staten. In het contract staat een vrij ingewikkelde bepaling over parkeer- behoefte en dergelijke. Ik kom bij de beantwoording van de vragen van de heer Van Caulil nog terug op de parkeerbehoefte als zodanig, maar in het contract is het volgende aan de hand. Wij hadden met Koegenboeg afgesproken dat de parkeerruimte, die men nodig had, niet ten koste van de openbare parkeervoorzieningen mocht gaan. Ik denk hierbij vooral aan de parkeergarage aan de haven. Van het begin af aan is in het concept-contract vastgelegd dat Koegenboeg bij een groter worden de verkeersaantrekkingskracht zelf moest voorzien in de vraag naar par keerruimte. De moeilijkheid is dat wij geen problemen naar later moe ten verplaatsen. Wij moeten niet aan Koegenboeg overlaten of hij dit al dan niet wil doen. Wij hebben hierover lang onderhandeld. In het verleden heb ik dat al in de raad meegedeeld. Er is maandenlang over gesproken en uiteindelijk zijn wij het eens geworden op basis van een eenmalige situatie op basis van afroep. De Kamer van Koophandel heeft in dezen een beslissende stem. De heer Van Os heeft gezegd dat hij blij is dat er een gat in de binnenstad dicht gemaakt wordt. Hij houdt niet van het te lang open houden van nog meer gaten en hij vraagt of wij een zekerheid hebben. Wij hebben natuurlijk geen volledige zekerheid. Wij verkopen nu het totale terrein. Het terrein wordt evenwel niet als geheel geleverd. De levering vindt in fasen plaats terwijl ook de betaling in fasen zal ge schieden. De eerste fase is zeker, want Koegenboeg heeft een bouwplan ingediend en aangenomen mag worden dat er geen bezwaren zullen zijn van het welstandstoezicht en van bouw- en woningtoezicht. Verwacht kan worden dat de bouwvergunning in januari zal worden verleend. De eerste fase zal worden gerealiseerd. Ten aanzien van de tweede en derde fase hebben wij de zekerheid dat de grond verkocht is - ik kom op de financiële aspecten nog terug als ik de heer Van Caulil beantwoord - en dat de verplichting tot afname bestaat, tenzij zulks niet mogelijk is. In het laatste geval hebben wij volgens artikel 2 van de concept-over eenkomst het recht van wederinkoop. Dit hangt samen met bepaalde, in het contract vastgelegde termijnen. Koegenboeg is verplicht op be paalde momenten grond af te nemen. Als hij dat niet doet, kan hij met goedkeuring van het college een optie houden en gaat hij rente betalen. Een andere mogelijkheid is dat wij die vraag om optie niet honoreren, en in dat geval moeten wij de grond weer inkopen. Dit is de garantie dat wij een vinger in de pap houden. De heer Van Caulil is zijn betoog begonnen met een opmerking in de richting van het comité behoud binnenstad. Wij hebben over het onderhavige project al enkele malen met het comité gecorrespondeerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1482