14 DECEMBER 1972 1518 plaatsvinden en die ten dele ook tot enig ander cijfermateriaal zouden kunnen leiden, in ieder geval juist zou zijn in het door de raad te ne men besluit te spreken van een maximaal krediet van 130. 000, Wanneer daarbij de opvatting van het college komt te liggen, zoals zij is verwoord door de wethouder en door de voorzitter van de afde ling openbare werken is onderschreven, dat deze aangelegenheid wat de technische aspecten betreft nog ten voeten uit door de afdeling openbare werken zal moeten worden besproken, dan lijkt het mij ver der niet bezwaarlijk dit krediet inderdaad tot een maximum van 130, 000, -- te aanvaarden, dit met name ook gezien het feit dat et aanbeveling verdient de kredietaanvrage op zo kort mogelijke termijn aan g. s, voor te leggen. Mevrouw J3GER-MIDDELBEEK: Het komt mij toch wat vreemd voor dat, wanneer wij een voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet van 130, 000, - krijgen voorgelegd, door de wethouder wordt gezegd dat er nog calculaties moeten worden gepleegd. Waar stemmen wij dan eigenlijk over? De VOORZITTER: Wil de wethouder die misvatting nog recht zetten? Wethouder DE RAAFF: Ik heb niet gezegd dat er nog calculaties gemaakt worden» Er ligt een calculatie aan dit voorstel ten grondslag, maar die calculatie is niet aan de leden van de afde ling openbare werken getoond, zodat zij zich daarover geen oordeel hebben kunnen vormen. Ik heb aan een andere calculatie geen be hoefte. De VOORZITTER: Het lijkt mij de beste oplossing dat gesproken wordt over een krediet van maximaal 130. 000, - met daar bij de toezegging dat de technische kant van de zaak nog volledig in de afdeling openbare werken zal kunnen worden besproken. Ik stel u voor in deze lezing met het voorstel akkoord te gaan. De heer SANBERG: Ik wil u toch om stemming over dit voorstel vragen, waaraan ik meteen een stemverklaring wil vastknopen. Het antwoord van de wethouder heeft ons bepaald niet bevredigd. Hij stelt wel, dat de in de raad naar voren gekomen overwegingen niet op het aanvraagformulier voor g.s. worden vermeld, maar wij nemen aan dat ook het college van g.s, de krant zal lezen en het lijkt ons niet onmogelijk dat in de krant het een en ander over deze discussie zal worden gepubliceerd. In ieder geval spreekt de argumentatie van de wethouder ons niet aan en wij blijven dan ook voorstander van behan deling van dit voorstel in de vergadering van de volgende maand. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik zou een voorstel van orde willen indienen, omdat ik liever wil zien gestemd over het al dan niet aanhouden van dit stuk. De VOORZITTER: Daarover zal dan eerst worden ge stemd. Het voorstel tot aanhouding van het stuk heeft bij de stemming voorrang, maar als het niet wordt aangehouden, wat wij nu al kunnen voorspellen, zal tot stemming over het in behandeling zijnde voorstel worden overgegaan waarom door de heer Sandberg is verzocht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1518