14 DECEMBER 1972
1520
bied van het schap. Verder dienen de data van vergaderingen, de
agendapunten met de toelichtingen en de voorstellen in een vroeg
stadium openbaar te worden gemaakt, ook voor niet-leden van de
recreatieraad. Te denken valt aan pers, raadsleden en andere belang
stellenden. Ook door het samenstellen van goede notulen en het tij
dig openbaar maken van deze notulen.
Deze motie wordt door voldoende leden ondertekend, maar zij is be
doeld als eenmotievan de gehele K.V. P.-fractie.
Hieraan behoeft m. i. weinig te worden toegevoegd. Ik
zou alleen nog willen zeggen dat wij het jammer vinden een hierop be
trekking hebbende motie te moeten indienen. Wij hadden verwacht ons
ook in dit opzicht bij uw voorstel te kunnen neerleggen, maar helaas
is uw college op geen enkele wijze ingegaan op de vraag hoe interge
meentelijke samenwerkingen naar de toekomst toe zullen moeten gaan
functioneren.
Tijdens de algemene beschouwingen heeft mevrouw Stockmann al het
een en ander over de voor- en nadelen van dergelijke regelingen ge
zegd en nu staan wij weer voor de beslissing een bepaald schap tot
1979 te doen functioneren. Wij zijn van mening dat dat functioneren
democratischer zou kunnen geschieden dan het op dit moment gebeurt
en dit is er de reden van, dat wij de hiervoor genoemde punten menen
te moeten inbrengen als bijdrage ter vergroting van de democratisering
in het schap.
De VOORZITTER: Ik heb kunnen constateren dat vele
leden van de raad reeds van de tekst van de ingediende motie in ken
nis zijn gesteld, zodat u terzake voldoende bent geinformeerd.
De heer SANDBERG: Wij betreuren het alleen dat dit
een motie van de K.V.P. sec. is. Wij zouden het bijzonder op prijs
hebben gesteld wanneer terzake ook met ons overleg zou zijn gepleegd.
De heer CRUL: Het is wat moeilijk hierop meteen in te
gaan, vooral wanneer je niet bij de afdeling bent geweest waar dit na
tuurlijk uitvoerig is besproken. Ik proef een grote tegenstelling tussen
de gedachten van het college hieromtrent en de gedachten van degenen
aan de andere zijde van de tafel, die de afdeling hebben bijgewoond,
maar ik zou hierover nu alleen het volgende willen zeggen. De verte
genwoordiging van deze raad in buiten de raad liggende organisaties
of instellingen is hier al vaak ter discussie geweest, waarbij wij onzer
zijds steeds hebben benadrukt dat deze vertegenwoordiging in haar al
gemeenheid zou moeten worden geregeld. Als wij er nu één schap uit
lichten zullen wij daarmee naar mijn mening aan het in totaliteit op
lossen van deze kwestie geen goede dienst bewijzen. Natuurlijk hebben
de maatregelen die de heer America wil zien getroffen zonder meer
onze sympathie, daarover behoeft geen twijfel te bestaan, maar in
eerste instantie hierop reagerend lijkt het ons toch beter een en ander
in totaliteit te bezien en pas daarna een beslissing over deze aangele
genheid te nemen.
De heer VON SCHMID: Wij kunnen ons volledig achter
de door de heer America ingediende motie stellen. Natuurlijk betreuren
wij het met hem dat indiening van deze motie noodzakelijk is en met
de heer Sandberg betreuren wij het, dat dit geen motie van de gehele
raad is, maar als wij er ons allen achterstellen is ook dat alsnog opge
lost.