1531 14 DECEMBER 1972 en ander het volgend jaar zal moeten worden geregeld. De heer VAN OS: Voor ons valt uw voorstel tot het aan N. A.C. verlenen van subsidie uiteen in een drietal vraagpunten. De eerste vraag is in uw voorstel breed uitgewerkt, zij komt hierop neer of N. A.C. sub sidie nodig heeft om als eredivisieclub te kunnen blijven bestaan. Over het antwoord op die vraag is naar ik aanneem weinig verschil van me ning mogelijk," waarschijnlijk is een ieder er zo langzamerhand wel van overtuigd dat een eredivisieclub in Breda niet zal kunnen blijven bestaan zonder steun van buitenaf. Een tweede vraag is welke voorwaarden moe ten worden gesteld wanneer tot subsidieverlening wordt overgegaan en ik vind het eerlijk gezegd hoogst merkwaardig, dat die voorwaarden op dit moment nog niet bekend zijn. Bovendien geloof ik dat de heer Kra mer zich vergist wanneer hij meent dat wij later nog over de voorwaar den zullen gaan praten, want bij aanvaarding van het voor ons liggende voorstel machtigen wij het college nadere voorwaarden te stellen wat inhoudt dat de raad er niet meer bij zal worden betrokken. Het heeft mij destijds deugd gedaan dat de heer Dees met een voorstel kwam waar in wel voorwaarden waren opgenomen en ik wil in dit verband ook even wijzen op de conclusies in de nota subsidiering betaald voetbal, waar in onder meer wordt gesteld: "Er dient een directe relatie te bestaan tussen de subsidiëring en het bezoekersaantal". Voorts worden in de nota als voorwaarden genoemd goedkeuring van de statuten, jaarlijkse goedkeuring van de begroting, controle en goedkeuring van de jaarlijk se rekening, enz. Ik vraag mij af of wij op voorhand op het stellen van de genoemde voorwaarden kunnen rekenen en of daarnaast wellicht nog andere voorwaarden zullen worden gesteld. Dit zijn m. i. essenti- ele punten op grond waarvan je bij een stemming "ja" of "neen" kunt zeggen. Een derde belangrijke vraag voor ons was of de dekking als juist en rechtvaardig kan worden beschouwd. Ik neem direct aan dat de voor gestelde dekking in financieel opzicht volkomen juist is, maar recht vaardig is zij zeker niet. De heer Kramer heeft dit punt reeds breed uitgemeten, zodat ik er niet zo heel veel meer over behoef te zeggen. Het is in ieder geval duidelijk dat door de subsidiëring van N. A.C. een aantal zeer essentiële activiteiten in Breda schade zal lijden, waar bij ik alleen maar behoef te denken aan allerlei amateurclubs die op hun gehuurde velden met eigen middelen lichtvoorzieningen tot stand moeten zien te brengen en hun niet aan de eisen voldoende accommo daties met pijn en moeite wat moeten zien op te vijzelen. Daarvoor krijgen zij op dit ogenblik van de gemeente heel weinig steun, waar bij de gemeente zich beroept op het feit dat slechts heel weinig geld beschikbaar is, maar nu blijkt er plotseling voor N. A.C. uit de pot voor sport en jeugd een heel groot bedrag tevoorschijn te kunnen ko men. Ik kan dat niet begrijpen en ik kan mij nogmaals gezegd niet aan de indruk onttrekken, dat hier onrechtvaardigheden worden be gaan. Van de post voor subsidies kapitaalslasten ruimtebiedende ge legenheden, waarmee wij er in Breda toch ook niet zo rooskleurig voor staan, gaat maar liefst ruim 24. 000, -- af en de stelpost van 40. 000, - verdwijnt zelfs geheel, waarmee alle speling uit het nog te voeren beleid is verdwenen. Als wij tot het subsidiëren van N. A.C. besluiten, waar wij in principe voor zijn, dan moeten wij daarbij toch kunnen toegeven, dat subsidieverlening aan N. A.C, geen kwestie is van alleen jeugd, sport en cultuur. Het verlenen van een subsidie aan N. A.C. is naar mijn overtuiging een algemeen Breda's belang, waarbij ook economische motieven een rol spelen alsmede motieven die Breda wat beter in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1531