1541 14 DECEMBER 1972 en daar ruimte beschikbaar, die soms weliswaar slecht is maar waarvan nu eenvoudig geen gebruik kan worden gemaakt omdat er geen adequate subsidieregeling is. Als de heer Mans het geen calamiteit noemt dat de huidige gemeenschapsaccommodaties niet goed kunnen worden gebruikt, terwijl iedere andere activiteit blijkbaar voorgaat en financiële midde len zonder meer worden overgeheveld, dan hecht ik heel weinig waar de aan zijn toezegging dat hij, als zich ooit een calamiteit voordoet, inderdaad een beroep op het college zal doen. Ik moet het nu zo zien dat wethouder Mans zelf met een voorstel is gekomen met een daarbij behorend afgerond dekkingsplan en dat hij de andere wethouders blijk baar niet heeft gevraagd ook een steentje bij te dragen in deze totaal nieuwe vorm van subsidiëring van passieve recreatie. Als hij deze wij ze van handelen persoonlijk verantwoord vindt, ik vind het in ieder ge val niet verantwoord en als lid van de afdeling meen ik dit toch ook een klein beetje te kunnen beoordelen. Er zijn vele activiteiten die binnen de sector jeugd en sport aan de orde zouden móeten komen, maar waarvoor eenvoudig geen geld beschikbaar is en daarom staat het voor mij vast dat het nogal wiedes is, dat hetgeen ons nu is voorgelegd gewoon niet kan. Ik wil ook niet anders dan N. A. C. subsidiëren en ik hoop dan ook dat het mij alsnog mogelijk zal worden gemaakt "ja" te zeggen, maar ik kan onmogelijk met dit voorstel meegaan wanneer dat ten koste gaat van de dienst jeugd en sport. Mevrouw jaGER-MIDDELBEEK: Wat de heer America zoëven op merkte is waar, maar het is niet zozeer een vorm van blinde liefde als wel van moederliefde. Wij achten de subsidiëring van N. A.C. dermate belangrijk dat wij over de kwestie van de dekking heen willen stappen, temeer waar de sportstichting dit ondersteunt. De heer AMERICA: De sportstichting heeft natuurlijk niets van doen met de gemeenschapshuizen.' Mevrouw J3GER-MIDDELBEEK: Neen, maar de sportstichting geeft in ieder geval wel toestemming voor die 10. 000, Als men dat be drag op een of andere manier niet zou kunnen missen zou men dat naar ik aanneem niet doen. De heer VON SCHMID: Het lijkt mij toch van belang nog even terug te komen op een punt dat ik in eerste instantie al heb aangesne den en waar de wethouder eigenlijk vrij gemakkelijk overheen is gelo pen, een punt waaruit naar mijn mening een deel van het onbehagen over de wijze van dekking voortkomt. Ik stel voorop dat wij zullen stemmen voor het voorstel waarmee wij bijzonder zijn ingenomen, maar wij leggen dit uit in deze zin dat wij vanavond wel degelijk een principieel besluit nemen. Hierin zit naar mijn mening de kortsluiting, het college staat naar ik meen op het standpunt dat wij dit nu voor een jaar doen en dat wij na dat jaar wel verder zullen zien. Op grond hier van heb ik zoëven gezegd dat deze stellingname van het college zelfs een reden zou kunnen zijn om tegen het voorstel te stemmen, want hierdoor wordt in feite aan een principe-uitspraak afbreuk gedaan. Uit de omstandigheid dat het college deze mening is toegedaan komt m. i. ook voort, dat men de middelen voor deze subsidiëring min of meer bij elkaar heeft gevist in de sector jeugd en sport, terwijl het nogmaals ge zegd een principieel besluit zou moeten zijn. Dat aspect had naar mijn mening ook van de zijde van de V. V.D, meer moeten worden benadrukt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1541