1543 14 DECEMBER 1972 Wethouder MANS: Dat is uw opvatting over het functioneren van raad en college, uw bestuurlijke visie op hetgeen er in een gemeente raad gebeurt, maar wat feitelijk voor ons ligt is een voorstel van het college van burgemeester en wethouders, dat verdedigd wordt door de wethouder van sport, door de wethouder die toevallig met sport te ma ken heeft. Er is geen sprake van dat ik een minderheidsstandpunt ver dedig, Dit is een collegestandpunt en. De heer VON SCHMID: Dat heb ik ook zeker niet beweerd.' Wethouder MANS: Dat zou een conclusie uit uw woorden kunnen zijn. De heer VON SCHMID: Het is een verwijt aan het gehele college en niet alleen aan u. Wethouder MANS: Ik wil hierover toch graag duidelijkheid heb ben. U hebt een splitsing gemaakt tussen de wethouder van sport en de andere leden van het college. De heer VON SCHMID: Wat de practische uitwerking betreft.' Niet wat de achtergrond van het besluit aangaat. Wethouder MANS: Ik probeer uw interpretatie tot juiste proporties te herleiden. Bij een verdeling van de portefeuilles binnen een college krijgt een ieder natuurlijk een deeltaak, maar volgens de Gemeente wet is het nog altijd zo dat het college als college een voorstel aan de raad doet en dat de raad over een voorstel van het college een uitspraak doet. De heer Van Os heeft met name over de voorwaarden gesproken, waarover ook opmerkingen zijn gekomen van de zijde van de heren Crul, Drees en Kramer. De voorwaarden die ik in eerste instantie heb voorgelezen zijn de voorwaarden die ongeveer overeenkomen met de voorwaarden, die in het rode boekje zijn neergelegd. Wat dat betreft kan de heer Dees gerust zijn, maar ik zie er geen been in deze voor waarden nog eens in de raadsafdeling te bespreken. Ik ben graag bereid ze nog aan de afdeling voor te leggen en terzake nadere informatie te geven. De effecten van het niet of wel opnemen zijn identiek, want het zijn practisch de voorwaarden die van toepassing zijn op bijna alle gesubsidieerde instellingen en dat betekent, dat je met deze voorwaar den in de hand een normale begeleiding krijgt van het proces van sub sidiëren. De heer VAN OS: Dan zoudt u ze ook net zo goed in het voorstel kunnen zetten.' Wethouder MANS: Dat zouden wij inderdaad kunnen doen, maar dat hebben wij niet gedaan op grond van ons regarderende overwegingen die ik u zoeven heb kenbaar gemaakt. Het effect van het stellen van voorwaarden is identiek. De calamiteiten die door de heer Van Os zijn genoemd zijn met name calamiteiten op het gebied van investering en geen calamiteiten op het gebied van begroting. Dat zijn twee gescheiden factoren. De heer VAN OS: Ook op het gebied van onderhoud.'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1543