14 DECEMBER 1972
1550
dat er natuurlijk wel verschil is in commissies.
De heer VAN OS: Dat is heel duidelijk.'
Wethouder DE RAAFF: In antwoord op de vraag van de heer America
zou ik willen opmerken dat een en ander natuurlijk afhangt van de vraag
wie te zijner tijd iets zal hebben in te brengen. Zo op het eerste gezicht
weet ik niet of zijn gedachte practisch uitvoerbaar zal zijn, want het
gaat niet alleen om het vergaderen van de commissie als zodanig, maar
ook om de ambtenaren die daarbij aanwezig plegen te zijn. Het is de
vraag of die ambtenaren ook in de avonduren zullen kunnen vergaderen.
Overigens is het niet zo dat alleen huisvrouwen en bejaarden in de com
missie zitting hebben; van de twee bejaarden die op dit moment deel
van de commissie uitmaken zal er nu één aftreden en bij mijn weten
zit er ook maar één huisvrouw in, maar wij kunnen het nog wel eens
bekijken of er anders zou kunnen worden vergaderd.
De VOORZITTER: Vanuit de raad is niet meer dan één kandidaat
voorgedragen. Ik stel u voor de heer Kroon met algemene stemmen tot
lid van het college voor de verlening van bijstand te benoemen.
Aldus wordt besloten.
41. Bijlage nr. 429.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS MET BETREK
KING TOT DE BEGROTING 1972 VAN "HET OUDE MANNENHUIS"
TE BREDA.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt con
form het voorstel van burgemeester en wethouders besloten,
42. Bijlage nr. 430.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BE
SCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET AD 10. 000, -- TEN
BEHOEVE VAN HET MAKEN VAN EEN CONSERVERINGSPLAN VOOR
HET PAND VEEMARKTSTRAAT 68-68A.
De heer VAN MERKOM: In de afdelingsvergadering heb ik mijn
twijfels over dit voorstel uitgesproken en mij mijn oordeel voorbehou
den, met name omdat ik mij afvraag of wij, wanneer wij dit bedrag
van 10. 000, -- voteren, ook meteen de middelen voor uitvoering van
een restauratieplan van misschien 100. 000, -- in principe ter beschik
king stellen. Bovendien is het voor mij de vraag of wij het pand, als
het eenmaal zal zijn opgeknapt, nog kwijt kunnen. Wat zullen wij
er dan mee gaan doen? Daarover bestaan bij mij twijfels maar na frac-
ti eberaad kan ik u mededelen, dat wij toch met dit voorstel akkoord
kunnen gaan.
De heer VAN BANNING: Het gaat mij niet zozeer om het voorstel
zelf alswel om het feit, dat u in het stuk melding hebt gemaakt van
het ter visie liggen van de begrotingswijziging. Op 13 december ben
ik de stukken gaan doorlezen en toen heb ik de begrotingswijziging
niet aangetroffen, een euvel dat nogal eens meer voorkomt. Misschien
kunnen er zodanige maatregelen worden getroffen dat de stukken die
ter visie moeten liggen ook daadwerkelijk aanwezig zijn.