1555 14 DECEMBER 1972 De heer CRUL: Kortheidshalve wil ik door andere leden van de raad reeds uitgesproken bezorgdheid onderschrijven, waaraan ik nog het volgende zóu willen toevoegen. Ingevolge bepaalde artikelen in de gemeenschappelijke regeling garandeert de gemeente Breda voor een belangrijk deel de rente en aflossing van geldleningen en eventu eel ook het beschikbaarstellen van financieringsmiddelen. Deze bepa lingen leggen op ons als raad een grote verantwoordelijkheid, die in de huidige situatie door het ontbreken van voldoende informatie voor een belangrijk deel of geheel door onze vertegenwoordigers in het schap moet worden gedragen en wel met name door de heren Van Loon en Broeders, Dit menen wij vanavond toch wel duidelijk te moeten stellen. Ik wil ook duidelijk de opvatting van de vorige sprekers onderschrij ven, dat het gewoon tijd wordt dat er voldoende informatie ter tafel komt op grond waarvan wij een goed oordeel kunnen vellen. In de afdelingsver gadering is hierover gesproken en zijn er toezeggingen gedaan die de mo gelijkheid bieden orde op zaken te stellen, zeker vanuit deze raad. De wethouder heeft gezegd dat belangrijke onderzoeken hebben plaatsgevon den en nog plaatsvinden, waarop hij direct in zijn antwoord waarschijn lijk nog wel wat nader zal ingaan, in ieder geval lijkt het mij ook voor de burgerij noodzakelijk te weten wat er op dit moment bij de Moerdijk aan de hand is. Evenals de heren Sandberg en Van Os ben ik voorts van mening, dat uiterlijk maart 1973 volledige opening van zaken zal moeten worden gegeven opdat wij althans een oordeel over de huidige situatie zullen kunnen uitspreken. Wethouder BROEDERS: Allereerst moet ik excuses maken voor het feit dat de stukken te laat gereed zijn gekomen. Ik zou hierbij kunnen verwijzen naar de organisatie binnen het gemeentelijk apparaat, waar in met betrekking tot de begeleiding van het stuk een wijziging heeft plaatsgevonden, maar uiteindelijk blijft het college natuurlijk verant woordelijk voor het te laat ter tafel komen van de stukken. Daarvoor dus excuus. Dit bezwaar als reëel erkennend willen wij overigens trachten hieraan bij de behandeling van 'het voorstel zoveel mogelijk tegemoet te komen door "het schap de opmerkingen waartegen ik geen bezwaar heb gehoord kenbaar te maken en het schap tevens te zeggen, dat wij de begroting in de januari-vergadering alsnog in de raad aan de orde zullen stellen, waarbij de mogelijkheid aanwezig is dat nog aanvullende opmerkingen aan het schap zullen worden voorgelegd. Nu wij eenmaal in deze feitelijke situatie zitten moeten wij m, i. in ieder geval probe ren het zo goed mogelijk op te lossen. Van verschillende zijden zijn nogal wat kritische opmerkingen gemaakt ten aanzien van met name de financiële situatie van het schap. De heer Van Os heeft destijds, zoals hij zegt, een wat somber geluid laten horen, wat ik mij niet zo sterk kan herinneren, maar wel kan ik mij herinneren dat ik sprekend over de financiële situatie op een gege ven moment de opmerking heb gemaakt, dat de raad naar mijn oordeel wat lauw op de financiële consequenties reageerde. Of het juist is dat men de situatie zo somber afschildert durf ik op dit moment met het inzicht en met de kennis waarover wij vandaag beschikken niet te zeggen, ik ben het er wel mee eens dat wij in ieder geval moeten proberen het zicht op deze hele affaire duidelijker te maken en dat gebeurt ook, In aansluiting op hetgeen ik in de raadsafdehng van finan ciën met betrekking tot de kwantificering van de risico's naar voren heb gebracht zou ik er overigens nu nog op willen wijzen, dat wij in deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1555