14 DECEMBER 1972 1556 te maken hebben met een aantal onbekende en niet helemaal te voor spellen factoren die de kwantificering van de risico's eigenlijk onmo gelijk maken. Dat wil niet zeggen dat wij het inzicht niet zouden kun nen verdiepen, maar welke risico's de gemeente Breda in deze loopt is op grond van de huidige kennis van hetgeen gebeurd en te verwachten is niet te voorspellen. Daarvoor hebben wij te maken met teveel ramingen en teveel prognoses. Als één van de onbekende factoren wil ik in dit ver band de kwestie van het bouwrijp maken noemen. Bij een project van een zo enorme omvang is de tijd gelegen tussen het moment van bouwrijp ma ken en de verkoop natuurlijk van enorme betekenis en ook de renteontwik keling kan als volslagen onberekenbare factor grote consequenties hebben. Voorts kan ik in dit kader wijzen op factoren als verkoopmogelijkheden en prijsbepaling, die op haar beurt weer mede-bepalend zijn voor de vraag. Niemand weet ook hoe de vraag naar industrieterrein zich zal ontwikkelen. De heer Sandberg heeft gezegd dat wij hierover in de afdeling hebben gepraat en terzake een afspraak hebben gemaakt, waarover ik het volgende zou willen opmerken. Het college is van oordeel dat ver scherping van het inzicht noodzakelijk moet worden geacht en daarom meent het college er verstandig aan te doen de aanwezige informatie te verzamelen en op een rij te zetten. Daarover zullen wij dan in de afdeling financiën en een gecombineerde vergadering van de afdelingen ruimtelijke ordening en economische zaken een bespreking hebben, waarbij wij met elkaar de na de informatie nog overblijvende vraag punten zullen kunnen vaststellen. Met die vraagpunten zullen wij ver volgens naar het industrieschap gaan om daar te bekijken hoe de ver langde informatie zo duidelijk mogelijk tot de Bredase raad zal kunnen overkomen. Over de vorm waarin dat moet gebeuren behoef ik mij naar mijn mening op dit moment niet uit te spreken. Op de vraag over de haven- en kadegelden, die u ook in onze op merkingen terugvindt, zal het schap uiteraard moeten antwoorden. Een enkele opmerking wil ik dan nog maken met betrekking tot de groengordel rond het industrieschap. Het algemeen bestuur van het Industrie- en Havenschap is van oordeel dat de groengordel buiten het industrieschap - een deel van de groengordel valt namelijk binnen en een ander deel buiten het schap - niet ten laste van het industrieschap mag komen, een punt waaromtrent overleg met de provincie wordt ge pleegd. U weet dat het plan is gemaakt in verhouding tot de totale groen gordel, waarbij het schap de plankosten voor het gedeelte binnen het ter rein heeft betaald en de provincie het andere deel. Waar de begroting over een maand opnieuw aan de orde zal komen en waar wij met betrekking tot de contacten met de afdelingen bepaalde afspraken hebben gemaakt, meen ik dat het goed zou zijn de vraagstel ling nu te besluiten. De VOORZITTER: Mag ik u voorstellen de in het stuk gemaakte en vanuit de raad naar voren gekomen opmerkingen nu reeds door te geven, met daarbij de toezegging dat wij het stuk voor de vergadering van naar ik meen 16 januari a, s. opnieuw zullen agenderen? De heer VAN BANNING: Ik wil er nu niet uitvoerig op ingaan, maar ondanks de inleidende woorden van de zijde van het college heb ik toch gemeend bij dit voorstel te moeten stilstaan om de eenvoudige reden dat een reeks van gegevens zonder meer ontbreekt, zowel ten aanzien van de kale cijfers als met betrekking tot prognoses. De wet-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1556