168
21 FEBRUARI 1972
zijn en nog niet gerealiseerd zijn? Er wordt wel een aantal werkzaam
heden opgenoemd, waarvan gezegd wordt dat zij niet in het kader van
de 6 punten passen, maar ik zou mij kunnen voorstellen dat er 100 of
meer aanvragen liggen voor reparaties die wel in dat kader passen en
die toch niet uitgevoerd zijn. Ik zie met belangstelling het antwoord
van de wethouder hierop tegemoet.
De heer FROGER: Ik wil datgene wat ik de vorige keer gezegd
heb even aanvullen. Ik heb toen gesteld dat het college van burgemees
ter en wethouders erop moet toezien dat de woningen bewoonbaar blij
ven. Ik wil nu min of meer man en paard noemen. In artikel 25 van
de Woningwet wordt nl. vermeld dat burgemeester en wethouders de
eigenaar van een woning moeten aanschrijven, indien deze woning in
een min of meer onbewoonbare staat verkeert. Ten aanzien van het
merendeel van de woningen waarover wij nu discussiëren zou het col
lege zichzelf een brief moeten schrijven. In de vorige vergadering zijn
wij - ik mag het woord misschien wel gebruiken; het is niet zo grof be
doeld als het er mogelijk uitkomt - gedreigd met artikel 248 van de
Gemeentewet, waarin wordt vermeld dat indien wij een beslissing zou
den nemen buiten de begroting om dit zou worden teruggedraaid naar
de raadsleden die deze beslissing genomen hebben. Dat is echter volgens
mij een vrij onwaarschijnlijke zaak. De Gemeentewet heeft nl. ook nog
een heel mooi artikel, te weten artikel 175. Dat artikel zou ik erg graag
voor de toekomst, indien wij weer zo eindeloos lang zouden moeten
wachten op beslissingen van de Provinciale Directie en het Ministerie van
Ruimtelijke Ordening, gehanteerd zien. Artikel 175 van de Gemeentewet
vermeldt het volgende: "Hij (de raad) beveelt het aanleggen of verbete
ren van gemeentewegen, waterleidingen, straten, pleinen, grachten,
gebouwen, werken en inrichtingen". De raad kan dus bevelen om ge
bouwen te herstellen. Het lijkt mij hoogstonwaarschijnlijk dat, indien
de raad erop toeziet dat artikel 25 van de Woningwet goed wordt uitge
voerd, artikel 248 door de overheid gehanteerd zal worden door de zaak
naar ons terug te draaien. Ik wil met het oog op de toekomst met klem
op deze artikelen wijzen. Ik geloof dat de gemeente, indien'het alge-'
mene gevoelen is dat de zaak weer te langzaam verloopt, dan zonder
enig risico met reparaties kan beginnen.
De heer VAN DUN: Mevrouw Van Nes heeft gezegd dat de tijd
die zij gehad heeft om de zaak te bestuderen, te kort is geweest om
in finesses te reageren. Naar mijn mening verkeerde het college afge
lopen donderdagavond in dezelfde situatie. Er was toen een voorstel
voor het verlenen van een voorbereidingskrediet ten behoeve van de
bomenbuurt aan de orde en ook het college had toen te weinig tijd
gehad om al datgene wat in verwijtende vorm naar de dienst van open
bare werken kwam op dat moment te beantwoorden. Ik wil hierbij
meteen aantekenen dat tegen die verwijtende vorm geen enkel bezwaar
bestaat, indien deze terecht wordt gehanteerd. Naast andere redenen
die ik u straks zal noemen was tijdgebrek de reden om op dat moment
aan te dringen op uitstel tot maandagavond.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik wil er de wethouder op attent
maken dat wij wel antwoord gegeven hebben!
De heer VAN DUN: Zij het dan met de aantekening van mevrouw
Van Nes dat zij te weinig tijd heeft gehad om de stukken te bestuderen.