174 21 FEBRUARI 1972 De heer VAN DUN: Dat weet ik niet. Vrijdag is men bi] het wo ningbedrijf bezig geweest om voor het college deze lijsten te vervaar digen en ik ben niet in staat geweest om andere lijsten te doen produ ceren, De heer Froger zegt dat de Woningwet de gelegenheid biedt om gebouwen die in onbewoonbare staat verkeren onbewoonbaar te ver klaren. De heer FROGER: Neen, dat is niet de bedoeling. De heer VAN DUN: Om de gemeente een spiegel voor te houden, niet c~n3U\Ajr^nJU,o.^.An De heer FROGER: Het gaat/om de overheidsverklaring. De heer VAN DUN: Wij kunnen ook zeggen: onder aanschrijving tot woningverbetering. Ik geloof dat dat een andere overheid is, mijn heer Froger, Ik ben van mening dat die opmerking formeel terecht is. Wij staan dan echter voor het zoeken naar vervangende woonruimte. Anderzijds staan wij voor het probleem om woningen, die niet meer voor normaal onderhoud in aanmerking komen, toch te gaan onderhou den en dat kan niet meer. Ik meen dat renovatie de enige oplossing is. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik met de opmerking van de heer Froger over artikel 175 van de Gemeentewet niet uit de voeten kan, omdat ik die wet niet van voor tot achter uit mijn hoofd ken. Wij missen in derdaad de aanwezigheid van een belangrijk lid van het college. De heer FROGER: Het is alleen bedoeld om u als raad te steunen in uw acties bij de overheid om de renovatie erdoor te krijgen. De heer VAN DUN: Mijns inziens is artikel 175 een bevoegdheids bepaling en dat de raad bevoegd is tot het nemen van een dergelijk be sluit, maar dat daarna zal moeten worden bezien wat er kan gebeuren. Voorzitter, misschien is er in laatste instantie sprake geweest van een onbevredigend antwoord aan de heer Froger, maar samengevat wil ik het volgende zeggen: de huisvestingsproblematiek in Breda is een zaak die raad en college en eigenlijk iedereen regardeert, Wij moeten begrip hebben voor de mensen, die van dag tot dag in de ellende zitten. Ik ben gelukkig met het feit dat wij in de Gerardus-Majellawijk 53 wo ningen hebben kunnen opknappen en ik heb vertrouwen in de toekomst. Ik ben gelukkig, omdat vanmorgen een begin kon worden gemaakt met de renovatie van de Vestkant en ik ben gelukkig in de verwachting dat wij binnen 14 dagen in het Westeinde zullen kunnen beginnen. Er is dan niet alleen sprake van goede bedoelingen, maar van concrete zaken. De VOORZITTER: Ik ben nog een antwoord schuldig naar aanlei ding van een opmerking van de heer Crul. De heer Crul heeft nl. ge vraagd waarom vorige week donderdag bij de behandeling van deze agen dapunten eerst het voorstel van het college van burgemeester en wethou ders om de behandeling van de motie uit te stellen tot vanavond in stem ming is gebracht. Daarvoor had ik twee redenen. Op de eerste plaats heb ik namens het college gezegd dat op dat moment, hetgeen meen ik van avond ook gebleken is, onvoldoende materiaal beschikbaar was om de raad adequaat in te lichten. Ook de beoordeling van de feiten en de consequenties zou vorige week nog aan de orde geweest zijn en ik heb dus donderdagavond namens het college verklaard dat het mij redelijk leek om de motie aan te houden. Bovendien leek het mij ten aanzien

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 174