191 21 FEBRUARI 1972 plaatselijke activiteiten en initiatieven te komen, zeker in verband met de vraag om overheidshulp. Anderzijds zou het te betreuren zijn indien in afwachting van studies en overleg geen antwoord werd gege ven op concrete vragen. Zulks zou tot gevolg kunnen hebben dat de initiatieven en activiteiten verdwijnen. Dat is een belangrijk gegeven in de discussie die wij hierover voeren. Dit betekent - wij kunnen daar met alle argumenten lang en breed over praten - dat wij besluiten een activiteit, die zich aandient, een steun in de rug te geven. Meer is er op dit moment bepaald niet aan de hand. Het college en de raad is gevraagd een hand uit te steken. Wij stellen voor die hand uit te steken door middel van dit voorstel. Er is voorts een aantal vragen gesteld die enige discussie behoe ven. De heer Jansen heeft gesproken over een nieuwe aanzet tot vor mingswerk. Die aanzet vind ik ook terug in de woorden van mejuffrouw Paulussen en de heer Severens. Het trekken van deze conclusie lijkt mij wat voorbarig. Als wij spreken over vormingswerk moet de totaliteit van de problematiek in een veel breder verband aan de orde komen. Het voert wat te ver als wordt gezegd dat de plaatselijke overheid nu het vor mingswerk gaat stimuleren. Dat is zeker niet de bedoeling van dit voor stel. Daarmee wil ik niet zeggen dat het werk van de wereldwinkel geen vormingselement in zich draagt, maar hiermee is geen discussie beslo ten over de relatie van de plaatselijke overheid met het vormingswerk. U weet dat daarover in deze raad nog genoeg zal worden gediscussieerd. Mejuffrouw Paulussen zal dat zeker kunnen bevestigen. Verschillende sprekers hebben gevraagd of de raad informatie kan krijgen over de activiteiten. Als de raad besluit het voorgestelde bedrag aan de wereldwinkel beschikbaar te stellen, betekent dat tegelijkertijd de verplichting ons achteraf te informeren over de besteding van dit be drag. Mejuffrouw Paulussen en de heer Severens hebben hun teleurstelling uitgesproken over het feit dat het college niet meteen met een voorstel voor een jaarlijks subsidie is gekomen. Zij zouden een dergelijk voor stel graag hebben gesteund. Dit is een keuzekwestie. Ik heb die keuze zojuist toegelicht toen ik opmerkte dat het college op een concrete aan vraag een helpende hand heeft uitgestoken naar de wereldwinkel. Dit betekent ook dat de rol van de plaatselijke overheid in een veel breder kader in discussie moet komen. De heer Van Os heeft erüp gewezen dat de gesprekken reeds lang hebben plaatsgevonden. Ik moet de heer Van Os toegeven dat dit wat moeilijk is gelopen. Dit komt voort uit het feit dat de aanvraag in 1971 binnenkwam op een moment waarop het geld op was. Wij hebben ook intern wat moeite gehad met de me ningsvorming - dat mag gerust duidelijk gezegd worden -, maar de hoofdoorzaak was dat de mogelijkheden van de gemeente uitgeput wa ren. De middelen van de experimentenpot waren niet toereikend. De heer Sandberg heeft naast andere vragen ook de vraag gesteld of de wereldwinkel de meest voor de hand liggende vorm is. De heer Sandberg heeft die vraag geplaatst binnen het kader van de problema tiek van het vormingswerk. Als wij dan praten over de problematiek van het vormingswerk zouden wij een veel bredere discussie moeten aangaan. De heer Kramer heeft wat zware opmerkingen gemaakt over het advies van de culturele raad. Ik geloof niet dat wij dat op zijn wijze moeten interpreteren. Ik kan mij voorstellen dat de heer Kramer zegt: ik zie in de culturele raad vooral mensen die belangstelling hebben voor een bepaalde soort activiteiten en die andere activiteiten laten liggen. Wij kunnen dat constateren, maar daarmee is geen waarde-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 191