192
21 FEBRUARI 1972
oordeel gegeven over het advies van de culturele raad. Het advies heeft
daardoor misschien een bepaalde kleur gekregen, maar dat is een inter
pretatie die de raad mag geven. Ik mag niet zeggen dat het advies van
de culturele raad een slecht advies is omdat die raad zich voorname
lijk bezig houdt met zaken die niet in de lijn van het onderhavige voor
stel liggen. Ik vind het jammer dat de heer Kramer daar tegenover zegt:
de jeugdadviesraad is wat verstandiger geweest. Die raad is niet verstan
diger geweest. De jeugdadviesraad heeft een duidelijke argumentatie ge
bruikt. Hij heeft gezegd dat dit probleem buiten het werkterrein van de
raad valt. Als er wordt gesproken over het werk van de wereldwinkel
wordt er niet alleen gesproken over jeugd en jongeren. Op grond daar
van heeft de jeugdraad zich niet willen uitspreken en heeft hij gesteld
dat voor dit subsidie niet uit de jeugdpot zou moeten worden geput.
De heer Van Banning heeft een aantal kritische opmerkingen ge
maakt. Hij voerde allereerst aan dat de gegevens verouderd zijn. De
heer Van Banning heeft dienaangaande volkomen gelijk. De gegevens
die wij hier hanteren zijn verouderd. De historie is bekend. De aan
vrage is binnengekomen mèt de nadere gegevens. In oktober heb ik in
de wereldwinkel een gesprek gehad over de aan de orde zijnde situatie. Ik
had de indruk dat onze gegevens met betrekking tot aantallen en activitei
ten verouderd waren, maar dat wij met die gegevens best aan het werk kon
den gaan, zeker gezien tegen de achtergrond van de beslissing die wij wil
den nemen, namelijk het geven van een stimuleringsbijdrage aan een ac
tiviteit die zich aan ons voordoet.
De heer Van Banning heeft voorts gevraagd naar de resultaten over
1971. Over de ideële resultaten zal waarschijnlijk het meest te zeggen
zijn, maar dat vereist een nogal uitgebreid betoog. Ten aanzien van
de materiële resultaten wil ik zeggen dat ik hoop dat de raad begrijpt
dat wij over het subsidiebedrag een verantwoording van de wereldwinkel
zullen vragen. In dat kader past ook het opmaken van de rekening over
1971.
Het belangrijkste gedeelte van het betoog van de heer Van Ban
ning werd gevormd door enkele uitspraken. De heer Van Banning merkt op
dat dit werk eigenlijk een professionele aanpak vereist, dat het eigenlijk
een landelijke aangelegenheid is en dat het eigenlijk een soort vormings
werk is dat door C. R. M. zou moeten worden gesubsidieerd. Op alle drie
opmerkingen moet ik instemmend antwoorden. Als wij eventueel over
deze aanvragen alsmaar blijven studeren lopen wij het risico dat een
dergelijke activiteit - ik moet erbij zeggen dat deze aanvrage goed
opgezet en goed gedocumenteerd was - verzandt voor wij klaar zijn
met onze studie.
De heer Van Banning heeft gezegd dat hij niet met het voorstel
zal meegaan omdat bij een eventuele subsidiëring de financiële con
sequenties voor rekening van de gemeente zijn. Ik hoop dat wij daar over
en weer duidelijkheid over zullen krijgen. Die financiële consequenties
zijn namelijk niet voor rekening van de gemeente. Ik heb bepaald in die
richting geen toezegging gedaan. De wereldwinkel weet dat. De heer
Van Banning heeft ook de garantie gevraagd dat de wereldwinkel het
volgend jaar niet weer met een subsidieaanvraag komt. Ik kan die ga
rantie niet geven, want dat is mijn zaak niet. Het betekent dat wij,
als tegen die tijd de zaak niet landelijk geregeld is, opnieuw voor een
beslissing komen te staan.