199
21 FEBRUARI 1972
beperkt omdat de bijdrage niet is afgekomen. Als u spreekt van on
fatsoenlijk is dat een kwestie van opvatting van besturen. De motive
ring kan ertoe leiden dat men besluit hiertoe over te gaan, met ver
antwoording achteraf.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het
voorstel besloten onder aantekening dat de heer van Banning geacht
wil worden te hebben tegengestemd.
De VOORZITTER: Ik stel voor de punten 31 en 32 tegelijkertijd te
behandelen.
Aldus wordt besloten.
31. bijlage nr. 77
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VER
LENEN VAN GARANTIE AAN DE AFDELING BREDA VAN DE NEDER
LANDSE VERENIGING TOT BESCHERMING VAN DIEREN.
32.bijlage nr. 78
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VAST
STELLEN VAN EEN GEWIJZIGDE SUBSIDIEREGELING VOOR HET DIE
RENASIEL IN BREDA.
De heer QUADEKKER: Ik zou graag willen beginnen met het maken
van enkele ondeugende opmerkingen in verband met de tekst van voor
stel 31. Het tweede woord van het voorstel noopt mij al een opmerking
te maken. Er staat: "Al enkele jaren heeft het bestuur van de afdeling
Breda het plan een nieuw dierenasiel te bouwen". Dat is niet enkele
jaren, maar een groot aantal jaren het geval. Verder staat er dat de
capaciteit van het nieuwe dierenasiel is afgestemd op het aantal zwerf
dieren die het asiel gedurende de laatste jaren heeft moeten opnemen.
Ik kom dan aan de derde alinea en daar staat: "In antwoord op vragen
vanuit uw raad hebben wij reeds eerder doen blijken daartoe bereid te
zijn, omdat het afdelingsbestuur met het dierenasiel ook enkele taken
vervult, die, wanneer het dat niet zou doen, door de gemeente zelf
ter hand genomen zouden moeten worden, met alle financiële conse
quenties van dien." Gelukkig komt daarna punt 32. Daarin staat een
enorme opsomming van de bezigheden van het dierenasiel en de afde
ling Breda, uit hoofde van het bepaalde in artikel 4 van de Wet op de
Dierenbescherming en uit hoofde van het in quarantaine nemen van
dieren die verdacht worden van besmetting met hondsdolheid. Het
college schrijft dan dat er naar zijn mening geen twijfel behoeft te
bestaan aan de wenselijkheid en de noodzaak van een goed functio
nerend dierenasiel. Hier keert de schrijver terug van de stoute schreden
in punt 31 en komt de waardering weer naar boven.
Wij zijn enorm blij dat de pessimistische kijk die het college aan
vankelijk had in verband met het feit dat het verstrekken van een
garantie wellicht niet zou worden goedgekeurd door de naasthogere
instantie thans veranderd is in optimisme.
Ik mag via u de wethouder danken voor het grote aantal goed
voorlichtende en wel verzorgde stukken. Ik hoop dat wij zo snel
kunnen werken dat wij nog dit jaar de ingebruikneming van het
asiel kunnen beleven.