21 FEBRUARI 1972 204 Wanneer wij nu het onderhavige stuk en de bijlagen bekijken, blijkt met name uit de bijlagen dat er een moeizaam overleg heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk is men daarbij tot een zekere modus gekomen om een zekere vorm van samenwerking te bereiken. Ik moet u zeggen dat het resultaat zeer miniem is. De heer Dees mag zeggen dat er enkele stappen vooruit zijn gedaan en ik wil mij daar wel bij aansluiten. Ik ben ervan overtuigd dat uwerzijds alles is ge daan wat mogelijk is om tot een zekere vorm van samenwerking te komen. Uit bijlage 1, de punten 3 en 4 en uit bijlage 2 blijkt dat de medewerking van deze beide gemeenten zeer miniem is. Ik ben bang dat er in de praktijk niet bijzonder veel van terecht zal komen. Toen de vorige maal in de vergadering van de regioraad deze zaken ter sprake zijn gekomen heb ik gevraagd of het niet tijd wordt Etten- Leur en Oosterhout te laten weten dat zij mee kunnen doen als zij dat willen, maar dat het ons genoeg is geweest. Wij moeten zo lang zamerhand eens ophouden met het smeken of zij misschien mee wil len dóen. Het gaat hier uiteindelijk om een kwestie van tactiek. Ik wil de tot nu toe gehanteerde tactiek niet veroordelen, maar naar mijn idee zou een wat hardere lijn wellicht beter zijn. Misschien komen deze beide gemeenten daardoor tot het inzicht dat zij niet buiten kunnen blijven staan. Zij zullen moeten gaan beseffen dat zij straks mee moeten zullen gaan doen. Het gaat dan alleen maar om de vraag op welke wijze men dit wil proberen te bereiken. Uitein delijk zullen ook deze beide gemeenten in het gewest West-Brabant, dat zich duidelijk aftekent, moeten gaan meespelen. De heer SPANJER: Ik wil, evenals de heer Kroon heeft gedaan, aanknopen bij de behandeling van dit vraagstuk in de raadsvergadering van 12 augustus. Wij hebben er toen uitvoerig over gesproken en wij zouden het college zonder meer machtiging kunnen geven de ziens wijze van de raad aan gedeputeerde staten door te geven. Misschien is het toch goed als wij even bij deze problematiek stil blijven staan. Op 12 augustus hebben wij uitvoerig gesproken over de kwestie Etten-Leur en Oosterhout. Wij kunnen nu alleen maar constateren dat wij een klein stapje vooruit hebben gedaan. De heer Crul is daarop al heel uitvoerig ingegaan en ik zal dat dus niet doen. Ik wil alleen constateren dat het jammer is dat volledige opname in de regio niet mogelijk is geweest. Wij zullen er begrip voor moeten opbrengen dat zulks op dit moment niet haalbaar is. Bij het bekijken van de verdere situatie in West-Brabant moeten wij constateren dat er niet veel veranderd is. Bergen op Zoom en Roosen daal zijn inmiddels samengesmolten tot een streekgewest, maar zij blijven van mening dat er nu nog te weinig gemeenschappelijks voor een gewest West-Brabant is. Gelukkig wil men wel overleg plegen via een te vormen contactorgaan. Deze standpunten bepalen mede wat nu kan worden bereikt. Naar mijn mening kan op dit moment geen gewest worden gevormd, althans niet zoals wij dat graag zouden willen, namelijk met directe verkiezingen. Wij zullen moeten wachten op een gewestwet. Wij weten echter ook dat gedeputeerde staten ge porteerd zijn voor een gewest West-Brabant. Ik kan niet aannemen dat gedeputeerde staten dit nu en direct willen verwezenlijken. De vraag van gedeputeerde staten moet dan ook geprojecteerd op de toe komst worden gezien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 204