16 MAART 1972 218 muziekschool 1965 i. v. m. de algemene salarismaatregelen per 1-1-1972. u. Bijlage nr. 86a. ANTWOORDEN OP DOOR RAADSLEDEN GESTELDE VRAGEN. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel besloten. De VOORZITTER: Ik wil graag uw aandacht vragen voor het na volgende. U zult zich herinneren dat op 17 en 21 februari j. 1. naar aanleiding van een voorstel van het college van burgemeester en wet houders inzake het beschikbaarstellen van een voorbereidingskrediet ten behoeve van in 1972 te renoveren woningcomplexen een motie van mevrouw van Nes aan de orde is geweest. Ik wijs u erop dat deze mo tie bij die gelegenheid niet afgehandeld is, terwijl mij voorts is geble ken dat mevrouw van Nes het op prijs stelt dat deze motie nu weer aan de orde komt, omdat zij mogelijk een uitspraak van de raad zou kun nen verlangen. Het lijkt mij het beste dat van de kant van het college eerst nog wordt medegedeeld welke feitelijkheden zich sinds februari hebben voorgedaan. Wij hebben u op 6 maart j. 1. een brief geschreven, waarin wordt vermeld dat de renovatieplannen voor het Westeinde om streeks 6 maart goedgekeurd zijn. Tenslotte wil ik u nog zeggen dat ik de motie te uwer kennisname opnieuw op uw tafel heb laten leggen. Ik heb ook de fractievoorzitters in kennis gesteld van het feit dat de motie nu weer opnieuw aan de orde zal komen, opdat zij met de be handeling rekening zouden kunnen houden. Ik stel u voor nu eerst het woord te geven aan wethouder van Dun, die namens het college nog een korte toelichting zal geven. De heer VAN DUN: Ik geloof inderdaad erg kort te kunnen zijn. De op 17 februari jl. door mevrouw van Nes ingediende motie behels de in grote lijnen gezien twee punten. Op de eerste plaats werd in de motie verzocht alle woningen nog eens te bekijken op de 6 onderhouds- facetten, die genoemd zijn in de brief van vorig jaar van de directeur van openbare werken; op de tweede plaats werd erop aangedrongen een krediet op te nemen voor het vervangen van stalen ramen door houten ramen zowel in het Westeinde als in de Vestkant. Ik mag de raad er aan herinneren wat er daarna gebeurd is. Op 21 februari jl. heeft het college de raad een lijst doen toekomen, waarop vermeld wordt welke reparaties voor welk bedrag en op welk moment zijn uitgevoerd. Deze lijst, die door de dienst van openbare werken is samengesteld, werd niet overhandigd om te demonstreren dat het volgens de dienst van openbare werken totaliter perfect was, maar om te weerleggen dat er een enkele reparatie was uitgevoerd, zoals in de brief van bewoners van het West einde was gesteld. Het college wilde aantonen dat er waarachtig wel iets gedaan is, zonder daarbij overigens de pretentie te hebben om aan te tonen dat ten aanzien van deze huizen, waarbij onderhoud praktisch onmogelijk is, de situatie voor de volle 100% in orde is. In de motie werd gevraagd om een hernieuwd onderzoek met betrekking tot de 6 genoemde punten. Dat onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden; zo als in de motie ook werd gevraagd zijn lijsten met aanvullende opmer kingen aan de bewoners toegezonden en klachten die ons naar aanlei ding hiervan zullen bereiken zullen worden verholpen. Ik geloof dan ook namens het college te mogen zeggen dat het eerste gedeelte van de motie zakelijk gezien achterhaald is. Het tweede gedeelte van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 218