220 16 MAART 1972 ramen zowel in het Westeinde als in de Vestkant door nieuwe te doen vervangen. Op de vergadering was enige verwarring met betrekking tot dit punt, zodat het mij nodig lijkt dit nogmaals duidelijk vast te leggen. Ik handhaaf daarom ook het tweede deel van de motie, zij het dat ik er niet aan ontkom de in de motie genoemde data te laten vervallen. Ik ben dus wel genoodzaakt in de motie enige wijziging aan te brengen; zij zou nl. anders verouderd zijn. Waarom kom ik nu toch terug op de motie, terwijl het college datgene wat omschreven staat in de motie praktisch heeft overgenomen? Ik zal u dat proberen duidelijk te maken. Een maand geleden heb ik gezegd dat wij in de wijken te maken hebben met een geweldig brok achterstallig onderhoud. Ik heb toen gesteld dat dat achterstallig onderhoud geheel voor rekening en verantwoording van de gemeente zou moeten komen. De verantwoor delijkheid ervoor ligt mijns inziens bij het gemeentebestuur en dat is de gemeenteraad. Ik heb de vorige keer aan het eind van mijn verhaal de raadsleden uitdrukkelijk gevraagd waar zij staan nu er een beroep op hen wordt gedaan en welke consequenties zij aan hun eigen priori teiten willen verbinden. Ook de wijkbewoners hebben schriftelijk een beroep op de raad gedaan. Zij zeggen in hun brief; wij passeren open bare werken en wenden ons rechtstreeks tot de raadsleden. De raadsle den zijn ook rechtstreeks uitgenodigd om de bijeenkomst van de bewo ners op 14 maart mee te maken. Ik meen daarom ook dat de raadsle den, die samen de raad vormen, een uitspraak in deze zouden moeten doen en die uitspraak aan het college zouden moeten meegeven. Ik meen dat wij in die zin blijk moeten geven van onze verantwoordelijk heid voor deze zaak; dat is de reden dat ik de motie toch graag gehand haafd wil zien. De VOORZITTER: Ik heb er begrip voor, mevrouw Van Nes, dat u het eerste gedeelte van de motie zeker naar de bedoeling wenst te handhaven. Het tweede gedeelte van de motie wenst u zonder meer te handhaven, met uitzondering van het genoemde tijdstip, nl. 10 maart. Dit laatste geldt ook voor het eerste deel van de motie. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik heb wel een nieuwe tekst opge steld; daartoe was ik wel verplicht. Ik hoop dat ik die mag inleveren. De VOORZITTER: Deze motie is nu aan de orde; laten wij het daarbij even houden. Laten wij even nagaan wat de vergadering over deze motie, die ik met uw instemming aan de orde heb gesteld, heeft op te merken. Mevrouw STOCKMANN-VAN DER KALLEN: Ik vind het erg jam mer dat mevrouw Van Nes niet met een nieuwe motie komt. Deze motie is nl. dusdanig verouderd en komt zo weinig overeen met datge ne wat inmiddels gebeurd is dat het haast geen zin heeft verder op de motie in te gaan. De renovatie is goedgekeurd en men kan met de werkzaamheden beginnen. Met de bewoners van het Westeinde is een vergadering gehouden, waarbij duidelijk bleek dat zij volkomen wan trouwend tegenover de gemeente staan. Alleen met een positieve be nadering en de toezegging dat het vervangen van de stalen ramen door houten ramen prioriteit zal genieten zou een basis van vertrouwen ge legd kunnen worden. Ik zou het dan ook op prijs hebben gesteld als mevrouw Van Nes de motie wat positiever had kunnen ombuigen en ik vraag de voorzitter daarom toch of deze motie niet kan vervallen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 220