227 16 MAART 1972 enig middel de renovatie hiervoor een oplossing kan bieden. Ik geloof dat wij het daarover allemaal van harte eens zijn. Ik geloof dat wij het er ook over eens zijn dat aan de volkshuisvesting prioriteit verleend i moet worden. Dat is allemaal zeer duidelijk. Volslagen onduidelijk is voor mij echter het volgende. De wethouder zegt nl. dat aan de wen sen die in de motie vervat zijn voldaan is en dat de motie derhalve totaal overbodig is. Ik krijg nu wel sterk de indruk dat ik met datgene wat ik hier aan het vertellen ben een open deur zit in te trappen. Daar tegen heb ik toch wel zeer nadrukkelijk bezwaar. Ik spreek hier als lid van deze raad en ik heb maandag jl. met enkele raadsleden gehoord wat de bedoeling van de gemeente Breda is met betrekking tot het ge stelde in punt 2, Voor dat doel was de motie aangehouden en het is dan ook volkomen zakelijk, duidelijk en juist dat deze motie hier vanavond aan de orde gesteld wordt. De wethouder heeft vervolgens gezegd ervoor te zullen zorgen dat het vervangen van de stalen ramen door houten ra men prioriteit zal krijgen. Ik ga daarmede vanzelfsprekend accoord, maar in feite kan de wethouder gewoon achter deze motie gaan staan en dan zou de motie kunnen vervallen. Ik geloof echter dat het nu om de kwestie gaat dat hier in de raad voor de eerste maal die uitspraak van de kant van het college wordt gedaan. Er is ook nog gesteld dat de dienst van openbare werken zes punten heeft geëtaleerd. Deze pun ten verdienen volgens deze dienst prioriteit. Men vraagt de bewoners dus of zij over deze zes punten klachten hebben. Ik heb vanavond be grepen dat men, ondanks het feit dat de renovatie twee jaar in beslag zal nemen, toch bereid is die klachten op te heffen. Welaan, mijn heer de voorzitter, als dat dan zo is dan zijn wij allemaal aan hetzelfde thema bezig en dan is de zaak rond, maar ik vind het toch wel juist dat deze zaak hier opnieuw aan de orde werd gesteld. De heer VAN DUN: Ik geloof dat ik nog een opmerking schuldig ben aan mevrouw Van Nes: mevrouw Van Nes heeft het goed begrepen. De VOORZITTER: Ik stel nu dus definitief vast dat de motie is ingetrokken en verder geen onderdeel meer uitmaakt van onze beraad slagingen. 4. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT: I. VERSTERKING VAN HET TOTAALKREDIET VOOR HET AANDEEL VAN DE GEMEENTE IN DE KOSTEN VAN "BREDA-HOOG" EN DE BIJKOMENDE KOSTEN; II. DEKKING VAN DE TOTALE KOSTEN VAN DIT PROJECT. (Dit raadsvoorstel is u reeds toegezonden). De heer VAN BANNING: Mijn fractie heeft mij gevraagd haar woordvoerder in deze zaak te zijn. Ik moet stellen dat een mengeling van gevoelens van teleurstelling, onbehagen en onmacht de raad zon der twijfel vervult bij de behandeling van dit voorstel. Het is in de aan hef van dit agendapunt, dat het gecomprimeerde voorstel bevat, zo simpel omschreven, maar in wezen gaat het om een beroep op het laat ste beetje financiële armslag, dat onze gemeente nog had. De realisa tie van dit beroep zal zijn nawerking in de komende jaren niet missen, noch in het budget, noch in de investeringssector. Blijkens de ons ver strekte informaties waren de hogere overheden en ook dit stadsbestuur het er tijdens het overleg over de realisatie van het Hoogspoor over eens dat deze Hoogspoorwerken het belang en de financiële draagkracht van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 227