229
16 MAART 1972
hoe het daarna allemaal verder gelopen is. In de verschillende verga
deringen van de raadsafdelingen is een en ander ook besproken. Ik wil
niet in herhalingen treden, dus ik wil hierop verder niet ingaan. Wij
hebben nu echter een eindbegroting voorgelegd gekregen, die zoals
op pagina 4 van het stuk wordt vermeld ook nog wel beïnvloed zou
kunnen worden door het verloop van het loon- en prijspeil, dat nog
vele onzekerheden inhoudt. De wethouder heeft ons echter op één der
afdelingsvergaderingen medegedeeld dat de N. S. achter de nieuwe
cijfers staan, uiteraard beperkt tot de werken die tot de overeenkomst
behoren. Ik zou graag zien dat de wethouder dit nader bevestigde. In
aanmerking nemend dat men destijds van globale ramingen is uitge
gaan en inmiddels vele jaren verstreken zijn, te weten van 1964 tot
1976 - de cijfers zijn nu immers geïndexeerd op het jaar van de eind
fase - en dat de omvang van de werken niet veranderd is, dan moet
de prijstoename in guldens uitgedrukt voornamelijk worden toegeschre
ven aan inflatie en B.T.W. tezamen. Daarmede zijn deze cijfers te
vens verklaarbaar. Maar er is meer: er moet bovendien rekening wor
den gehouden met een andere tegenvaller. In 1964 werd bij de begro
ting, toen het voorstel inzake de overeenkomst aan de orde was, gerekend
op een rijksbijdrage van 26. 000. 000, -- aan oude guldens, terwijl nu
vermoedelijk slechts iets meer dan 4. 000. 000, -- aan nieuwe guldens
als rijkssubsidie zal worden ontvangen. Ook in 1964 bestond er echter
al twijfel of op de geraamde 26. 000. 000, -- gerekend mocht worden.
De heer Broeders, destijds fractievoorzitter van de K.V.P.merkte
toen zelfs op "dat Breda het hele Hoogspoor eigenlijk niet kan betalen
en dus aangewezen is op een bijdrage a fonds perdu of op verfijningen".
Hij constateerde direct daarna dat over het verkrijgen van middelen
langs deze weg geen zekerheid bestaat". De heer Vis, destijds fractie
voorzitter van de P. v. d.A.sprak later over een morele verplichting
van het rijk tot het geven van een bijdrage. Ook andere sprekers, o.a.
de heer Kroon, besteedden aandacht aan de uitkering fonds perdu, In
het voorstel dat in 1964 werd ingediend, werd echter ook opgemerkt
dat volgens de berekening de kosten verbonden aan het wachten bij de
spoorwegovergangen in 1970 gekapitaliseerd 40. 000. 000, -- tot
60. 000. 000, -- zouden bedragen. Ik weet niet of die cijfers nu nog
juist zijn, maar als ik even denk aan het hoogste getal dat toen ge
noemd werd dan kom ik aardig in de buurt van de totale kosten van
het Hoogspoor. Wij zouden daaruit dus de conclusie trekken dat de
aanleg een volkomen rendabele zaak is. Het vervelende bij zaken die
in de infra-structurele sfeer liggen is natuurlijk altijd dat de gemeente
of de landelijke overheid betaalt en dat de voordelen ergens anders te
rechtkomen. Mijnheer de voorzitter, ik zou nu zo langzamerhand toe
zijn aan het punt van de dekking van de bedragen, die wij voor het
Hoogspoor zullen moeten opbrengen, maar mijn fractiegenoot de heer
Crul wil hierop nader ingaan.
De heer VAN OS: Over het eerste deel van uw voorstel wil ik
vrij kort zijn. De plannen zijn indertijd gemaakt, het contract is ge
sloten en met de uitvoering van het werk is men allang begonnen. Een
eventuele wijziging, een temporisering, zal mijns inziens alleen maar
kostenverhogend werken en is dus af te raden. Een overschrijding van
het oorspronkelijk genoemde bedrag mag zeker voor ingewijden, waar
onder ik ook de dienst van openbare werken reken, geen verrassing zijn
geweest en ik geloof dat het de raad toch wat koud op de maag valt
dat hij de hogere raming nu pas voorgeschoteld krijgt. Ik geloof dus