233 16 MAART 1972 bij monde van wethouder Broeders mogen vernemen dat er bij het Mi nisterie van Verkeer en Waterstaat een bepaalde welwillendheid aan wezig zou zijn. De heer KRAMER: In 1964, toen het Hoogspoorplan aan de orde kwam, is er een unanieme beslissing genomen. De gehele raad stond achter dit plan en vandaag aan de dag meen ik nog dat het een goede beslissing geweest is, die van goed bestuur getuigde. Bij de verschillen de begrotingsbehandelingen die daarna gevolgd zijn heeft onze fractie bij monde van mijn fractievoorzitter regelmatig gewaarschuwd voor de eventuele financiële consequenties, die ons toch wel boven het hoofd hingen. Nu is het zover en het is voor ons dan ook geen verrassing. Het is voor ons wel een teleurstelling geworden, waarbij ik wil aantekenen dat die teleurstelling voornamelijk wordt veroorzaakt door de houding van de hogere overheden, met name van het rijk en gedeputeerde sta ten. Ik zet toch een vraagteken bij de mijns inziens dualistische rol, die het college van gedeputeerde staten hierin gespeeld heeft en eigen lijk vandaag aan de dag nog moet spelen. Zij hebben ons in deze rich ting geduwd en remmen ons nu in alle richtingen af. Dat is eigenlijk onbegrijpelijk en ik zou het onbehoorlijk vinden als het zo zou blijven. De bijdrage die wij krijgen is in feite te verwaarlozen; je mag haast van een fooi spreken. Het is echter gewoon onmogelijk om op het een maal genomen besluit terug te komen en ik hoop dan ook dat de gehele raad diezelfde mening zal zijn toegedaan en in deze moeilijke tijden als een eenheid zal opereren. Ik geloof dat dat alleen maar nuttig kan zijn. Ik vind het niet zinvol om vandaag over een al dan niet sluitende begroting te gaan praten. Laten wij eerst dit afwerken. Wij zitten finan cieel aan de grond en dat is een zeer ernstige aangelegenheid. Ik hoop dat wij, zoals andere sprekers ook al gevraagd hebben, regelmatig van het college de informaties, waarop wij gezien de moeilijke omstandig heden toch recht hebben, zullen ontvangen. Mag ik mij tenslotte aan sluiten bij het voorstel dat de heer Van Banning namens de K.V. P. - fractie gedaan heeft om een deputatie naar Den Haag te sturen. Ik wil dit voorstel van harte ondersteunen. Ik meen dat wij daartoe verplicht zijn en dat het gewoon van ons verwacht wordt. Naar mijn mening zou de gehele raad achter dit voorstel moeten gaan staan. Het gehele Hoog spoorplan als technisch man overziende moet ik zeggen dat het een prachtig werk, een fantastisch stuk en - onj in televisietaal te spreken - een "top" is. De heer FROGER: Met of zonder Casema? De heer KRAMER: Economisch gezien is het echter een "flop". Ik hoop dat wij nog eens zullen kunnen zeggen dat het een dubbele "top" is geworden. De heer VAN DUN: Ik geloof met mijn gedeelte van de beantwoor ding vrij snel klaar te kunnen zijn. Ik meen dat de raad ervan op de hoog te moet zijn dat de afspraak is gemaakt dat mijn collega Broeders zich bezig zal houden met de in het voorstel vermelde dekking en dat mijn taak ligt op het terrein van de kredietverhoging. Naar mijn mening zijn er door de raadsleden weinig opmerkingen gemaakt over de zeven pagina's, die betrekking hebben op de kredietverhoging. Dat mag misschien wel als een compliment gelden voor diegenen, die deze pagina's geconcipieerd hebben. Ik wil hiermede natuurlijk niet zeggen dat over de rest van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 233