253 16 MAART 1972 De heer BROEDERS: Wat de vraag van de heer Koertshuis betreft moet ik zeggen dat ik niet weet of deze mensen onder de nieuwe rege ling vallen. Ik zou bijna zeggen dat het onredelijk is dat die mensen nog over een eigen put beschikken. Ik hoor nu echter dat het alleen gaat om woningen, die op het gemeentelijk rioleringssysteem zijn aan gesloten. Ik kan mij overigens nauwelijks voorstellen dat in Breda nog mensen zijn die over eigen putten beschikken. Uit de onmiddellijke reactie van de raad begrijp ik dat dit nog in vele gevallen voorkomt. Van dit onderdeel weet ik dus blijkbaar niet veel. Wat de vraag van de heer Van Os betreft wil ik wel zeggen dat mijns inziens de heffings verordening van het waterschap met betrekking tot de zuiveringslasten nog in bewerking is. Nu zegt de heer Van Os dat deze verordening a1 vastgesteld is. De heer VAN OS: De beslissing hierover wordt in mei a„s. geno men. In het begin van het jaar is een en ander echter in de krant gepu bliceerd. De heer BROEDERS: Bij die beslissing zal dan ongetwijfeld ook deze zaak aan de orde komen. Wij zullen dan gelegenheid hebben om een en ander te beoordelen, waarna een definitief antwoord zal kunnen volgen. Ik wil graag toezeggen dat wij de zaak in de gaten zullen houden en dat wij de raad zullen inlichten, indien nu reeds ze kerheid te krijgen zou zijn. Ik verwacht dit echter niet, omdat de ver ordening nog moet worden vastgesteld. De heer Geene heeft gezegd misschien een paar domme opmerkingen te zullen maken. Ik heb bij mezelf gedacht: als ik die opmerkingen dom beantwoord dan klopt het ongeveer. De heer Geene vraagt zich af hoe het nu precies met die rijksheffing zit. Wij hebben een half-zuivering en worden toch voor het volle bedrag aan geslagen. Het gegeven is echter dat wij vuil water in rijkswater lozen en dat wij daarom worden aangeslagen. Wij zouden geen aanslag krij gen indien wij zuiver water zouden lozen. In het kader van deze wet zou die heffing dan vervallen. Het rijk wil de gemeenten prikkelen om zuiveringsinstallaties te bouwen, teneinde van die heffing af te ko men. Daarbij komt nog dat het rijk de heffing voor deze werken zal gebruiken. De heer Geene heeft vervolgens een rekensommetje gemaakt. Ik heb niet meegerekend en ik kan een en ander dus niet beoordelen. De heer Geene knoopt in ieder geval aan de rekensom de vraag vast of het niet verstandig zou zijn om de leiding in eigen handen te hou den. De opbrengst van de heffing zou naar zijn mening nl. het werk en de exploitatie - ik neem aan dat de heer Geene dit erbij inbegrepen heeft - duidelijk goed dekken en voor Breda zou dit een goedkopere oplossing betekenen dan wanneer wij ons bij het waterschap West-Bra bant zouden aansluiten. De heer Geene heeft dus kennelijk de indruk dat het goedkoper zal zijn om de leiding zelf te houden dan haar over te dragen. Mijns inziens zullen wij als de zaken zo liggen een goed bod van het waterschap West-Brabant krijgen en dat ik mij wat het ri sico betreft dan nodeloos zorgen maak over de afhandeling van deze zaak. Misschien zit er dan zelfs nog wel een voordeeltje in en kunnen wij de één of andere reserve nog wat versterken. Ik hoop dat het zo uitpakt. De heer VAN OS: Op het moment dat wij gezuiverd water afvoe ren mogen wij geen heffing meer opleggen.'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 253